Maandelijkse archieven: september 2018

Nieuw talent-evenement hoopt op ‘intense discussies’

Een van de best gelezen artikelen van de afgelopen tijd is dat waarin Ben Rogmans aangeeft dat straks 2 op de 3 mensen flexibel werken. Is dat erg? Een vraag die niet zomaar met ja of nee beantwoord kan worden, maar meer aandacht nodig heeft. Hoe richten we de sociale zekerheid in als iedereen flexibel werkt? En hoe doen we dat met platformen ten opzichte van uitzendkrachten? Welke vormen willen we straks wel en welke niet? Hoe richten we de flexibele economie in, in een tijd van platformen en taken? Dat is een topic waarover nog weinig fundamentele discussie plaats vindt.

Een ander artikel op deze site ging over de opkomst van de gig economy is India. Een hele andere arbeidsmarkt, waar zelfstandig werken al jaren de norm is, terwijl er ook nauwelijks tot geen sociaal vangnet is. Nu gaan veel van deze diensten die ze bieden, over lokale zaken. Denk: taxi’s en maaltijden afleveren. Maar er zijn natuurlijk ook internationale platformen voor diensten die digitaal geleverd kunnen worden. Denk: logo-ontwerp, code schrijven. Ook dat is een component waarmee je rekening moet houden bij een dialoog over de inrichting van de arbeidsmarkt.

De schrijver van dat artikel over India, Bas van de Haterd, organiseert op 19 september een programma waarop zulke thema’s uitgebreid behandeld worden. Op deze zogeheten The Talent Unconference , georganiseerd samen met partner Brainnet, gaat het onder meer over ‘de internationale (flexibele) arbeidsmarkt en ‘de gig economy’. Naast nog een hele reeks andere discussies over bijvoorbeeld candidate marketing en selectie op basis van karakter. Om er maar twee te noemen. Tijd voor een kort interview:

Waarom dit evenement?

“The Recruitment Unconference, of kortweg: TRU, is in de internationale recruitmentwereld al jaren een begrip. Deze evenementen zijn opgezet door Bill Boorman, en vakgenoten van over de hele wereld praten er met elkaar over de stand van zaken. Ze leren elkaar trucjes, maar er zijn ook fundamentele discussies over privacy en de inrichting van de arbeidsmarkt.

Het zijn geen evenementen waar iemand op een podium klimt om een verhaal te houden, maar het gaat juist om een interactief gebeuren, bedoeld om van elkaar te leren. En dat rondom het brede thema ‘talent’.

Recruitment is nog steeds een belangrijk onderwerp op deze conferenties. Maar in samenspraak met Bill Boorman hebben we het onderwerp nu iets breder getrokken. Dat gebeurt overigens al op veel TRU’s. Zo waren er op de laatste TRU London ook erg goede discussies over de gig economy en de rol van bureaus in de wereld van recruitment. Wij hebben nu met TTU explicieter gemaakt dat het om het brede begrip talent gaat en niet alleen om recruitment.”

Wat kunnen we allemaal verwachten?

“Het doel is: kennis delen met vakgenoten. Aangezien er veel internationale (expat)recruiters en talentmanagers in Nederland zijn die een eigen netwerk vormen, maar zelden op Nederlandse conferenties komen, hebben we besloten het geheel in het Engels te doen. Dat sluit ook mooi aan op het internationaal georiënteerde Talent Acquisition Live, dat een dag later plaatsvindt.

We hopen op goede discussies en het delen van kennis met vakgenoten. Geen voorbereide verhalen, geen powerpoints, maar een discussieleider die een stelling poneert en op basis daarvan ontstaat een gesprek. Je haalt er bij deze sessies uit wat je zelf erin stopt, je bepaalt zelf mede de richting van de dialoog.”

Op wie richt je je vooral?

“We richten ons op iedereen die íets met talent heeft. Dat klinkt heel breed, maar juist uit kruisbestuiving komt volgens mij het meeste innovatie en de meeste kennis voort. We willen dus niet alleen recruiters aanspreken, maar hopen juist ook dat inhuurders van freelancers, HRD-managers en iedereen die betrokken is bij de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van talent aanwezig is.”

Waarom zoveel korte tracks, en vier sessies naast elkaar?

“Snel zou ik het niet noemen, intens vind ik een beter woord. Want je bent niet alleen bezoeker – tenminste, dat is de bedoeling – je bent ook deelnemer. We hebben vier sessies naast elkaar omdat er ruimte is voor maximaal 100 mensen. En uit ervaring blijkt dat het meestal geen groepsgesprek meer is als er meer dan 25 mensen bij een discussie zijn.

Er is een breed spectrum aan onderwerpen, en ik hoop vooral dat mensen hun voeten volgen. Als je het niet meer boeiend vind, zoek dan vooral een andere sessie op. Ga vooral ook kijken naar onderwerpen waar je normaal niet heen zou gaan. Verbreed je blik.

Omdat het geen lineaire verhalen zijn, maar discussies en dialogen, is het behoorlijk intensief om het te volgen, zo is de ervaring. Vandaar dat we er ook alleen een kort middagprogramma van gemaakt hebben, niet een hele dag. Het is zo al intens genoeg.”

Wat kost het evenement?

“De toegang van The Talent Unconference is op donatiebasis, dus je bepaalt zelf wat je wilt bijdragen aan de catering en drank. De basiskosten zijn gedekt met dank aan onze sponsoren, Brainnet, Vonq en Textkernel, maar hoe meer donaties er binnen komen, hoe lekkerder de hapjes bij de borrel…”

Interesse in The Talent Unconference?

Bestel hier je kaarten voor het evenement van 19 september bij Rockstart in Amsterdam

Geplaatst in Toekomst van Werk | Tags , , | Laat een reactie achter

De meeste zelfstandigen worden helemaal niet ingehuurd. En ze zijn ook al geen flexwerker.

Welke zelfstandigen worden door organisaties ingehuurd? En welke niet? Welke groepen vallen er – met een beetje creativiteit – onder de termen ‘flexibele arbeid’ te plaatsen? Een schema hierover, met begeleidende tekst, publiceerde ik twee jaar geleden al eens.

Er zijn twee aanleidingen om de cijfers uit in dat schema te actualiseren en nog een keer onder de aandacht te brengen.

  1. Op 4 november buigen zich “vier vooraanstaande hoogleraren en vier gerenommeerde theatermakers” (eigenlijk zijn het er drie) over de vraag: Flexwerken; welvaartsbrenger of sociale armoe? En in de inleiding worden alle zelfstandigen voor het gemak onder die groep ‘flexwerkers’ geschaard.
  2. Staatssecretaris Menno Snel van Financiën maakte vorige week maandag in het Wet DBD overleg met het werkveld een foutje. In reactie op een vraag of de vervanger voor de Wet DBA voor alle zelfstandigen geldt stelde hij dat ‘de meeste zelfstandigen ingehuurd worden door organisaties’.

Kan gebeuren, bewindslieden kunnen ook niet alle details weten. Maar in het kader van de beeldvorming rond die groep zelfstandigen is het toch goed om even uit elkaar te halen wie nu wie is. Wie wordt er nu ‘ingehuurd’? En wie kun je nu wel en niet onder het kopje ‘flexwerker’ scharen?  Die groep is namelijk aanzienlijk kleiner dan – vaak  onbewust – wordt gesuggereerd.

Twee angsten

Ook in het kader van de vervanging van de Wet DBA is dat relevant. Het wordt steeds explicieter wat nu het doel is van de Wet DBA, en zijn opvolger. Onder Wiebes werd dat nooit echt duidelijk gemaakt. Maar het gaat dus ten eerste om bescherming aan de onderkant van de arbeidsmarkt, leren we nu. Dat gaat dus om die groep die geen onderhandelingsmacht heeft op het moment dat opdrachtgevers hen ‘inhuren’. (En dan is het natuurlijk wel handig om te weten welke zelfstandigen daadwerkelijk ‘ingehuurd’ worden).

Ten tweede hebben veel beleidsmakers de angst dat er een steeds grotere groep zelfstandigen is die geen onderdeel uitmaakt van ons collectief sociaal stelsel maar wél gebruik maakt van fiscale voordelen als de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling.

Soorten en maten zelfstandigen

Gelukkig maakt minister Koolmees vorige week maandag expliciet duidelijk dat het bij de Wet DBA en bij de vervanger daarvan ‘primair’ gaat om het wel of niet moeten inhouden van de ‘loonheffing’. Dat moeten werkgevers bij werknemers doen. Of iemand nu wel of niet een werknemer is en of je dus wel of niet loonheffing moet inhouden, hangt af van een mix van fiscale en arbeidsrechtelijke criteria (om het maar even simpel te houden).

De Wet DBA-discussie draait dus om die groep zelfstandigen die ingehuurd wordt door organisaties. Het gaat dus in elk geval níet om zzp’ers die diensten verlenen aan particulieren (= ongeveer 17% van alle zelfstandigen: van de huisschilder tot de personal coach, van de glazenwasser tot sommige zorgverleners). Het gaat ook níet om zzp’ers die producten verkopen (=15%, zelfstandige winkeliers, webwinkels etc.).  En – veelal – ook niet om zelfstandigen mét personeel (=25%, veel klein MKB, inclusief boerenbedrijven, winkeliers met personeel. DGA’s zitten niet in de zelfstandigen statistieken). Bij elkaar opgeteld heb je het dan dus wel over een meerderheid van alle zelfstandigen die helemaal niet door organisaties ‘ingehuurd’ wordt.

Welke groep blijft dan over?

Welke groep houden we dan over? De groep zelfstandigen zonder personeel die zijn of haar diensten aanbiedt aan organisaties. Dat gebeurt nog steeds veel op ‘uurtje-factuurtje’ basis, maar dat kan natuurlijk ook anders. Maar hoe dan ook: ze worden dus ingehuurd.

Deze groep is weer onder te verdelen in twee grote groepen:

  1. De groep die voor (heel) veel verschillende opdrachtgevers werkt en dus veel korte opdrachten doet (van een uurtje tot hooguit paar weken). Ze werken meestal niet op de locatie van de opdrachtgever. Denk aan freelance journalisten, advocaten, accountants, de kunstensector. Het gaat waarschijnlijk om zo’n 15% van alle zelfstandigen.
  2. De groep die het vooral moet hebben van langdurige opdrachten (van een paar weken tot meer dan een jaar) en die dus ook maar een paar opdrachtgevers per jaar heeft (of nog minder). Ze werken meestal wel (grotendeels) op de locatie van de opdrachtgever. Waarschijnlijk gaat het hierbij om zo’n 25% van álle zelfstandigen. Denk aan zelfstandige interim professionals (interim managers, interim IT/HR/FIN/enzovoort), maar ook zzp’ers in de bouw, vervoer, schoonmaak of zorg die langdurig voor één opdrachtgever werken.

Ik zeg ‘waarschijnlijk’, omdat exacte cijfers hierover ontbreken. Het CBS maakt wel een onderscheid tussen zelfstandigen mét personeel en zonder. En tussen zzp’ers ‘diensten’ en ‘producten’. Maar dan weer niet tussen werken voor particulieren of voor bedrijven.

Die uitsplitsing staat dan weer wel in de grote Zelfstandige Enquête Arbeid 2016 (ZEA). Daarin wordt gevraagd of de zelfstandige ‘in hoofdzaak voor particulieren of bedrijven’ werkt en ‘hoeveel opdrachtgevers’ hij of zij heeft.

Als je die uitsplitsing van de ZEA mixt met actuele CBS-cijfers kom je op deze inschatting:

Over welke groepen gaat de Wet DBA nu wel en niet?

Terug naar de Wet DBA. Volgens minister Koolmees gaat het daarbij dus ‘primair’ om de discussie of er wel of geen loonheffing ingehouden moet worden.

Laten we daarvoor even kijken naar de verschillende groepen. Te beginnen bij groep 6 uit het schema. Je kunt je er iets bij voorstellen dat bij de opdrachten van dit type zelfstandige (die dus wat langer bij één opdrachtgevers een opdracht doet) een beoordeling gemaakt moet worden of er nu wel of geen arbeidsrelatie is (in eerst instantie trouwens door de opdrachtgever). Dit is het domein van de Wet DBA, en de vervanger daarvan dus. Waarbij zal blijken dat – alles overwegende – die beoordeling dus vaak prima te maken is.

Bij het type opdracht uit groep 5, de korte opdrachten, is het waarschijnlijk wat lastiger. Vanuit een fiscale beoordeling van de zelfstandige (= veel verschillende opdrachtgevers) denk je al snel aan een ‘evidente ondernemer’ (wat dat precies is doet voor de beoordeling arbeidsrelatie niet ter zake). Maar het kan ook zo zijn dat er – ook voor een heel korte opdracht – enige twijfel over de gezagsrelatie is. Het bracht professor Evert Verhulp ooit ertoe om te stellen dat ‘de helft van alle zelfstandigen werknemer is’. Of aanpassing van het arbeidsrecht deze groep meer duidelijkheid biedt, is de vraag. Vandaar de suggestie om voor echt korte opdrachten ook een opt-out variant te maken.

Wordt onderkant zzp- markt beschermd met Wet DBA?

De doelstellingen van de Wet DBA zijn – zoals nu duidelijk is – bescherming van de onderkant van de zzp-markt en inperking van de ‘uitgaven’ aan zelfstandigenaftrek en MKB-vrijstelling. Worden die doelstellingen nu met de Wet DBA en deze indeling gehaald?

Hoeveel zelfstandigen een tarief hanteren van onder de 15 tot 18 euro per uur weet niemand. Hoeveel opdrachtgevers zelfstandigen inhuren tegen zo’n tarief, weet ook niemand. Hier heeft het kabinet onderzoek naar laten doen, een onderzoek dat tegelijk uitkomt met de hoofdlijnenbrief over de vervanging van de Wet DBA. Ik vrees dat in dat onderzoek niet het onderscheid wordt gemaakt naar deze groepen.

Een flinke groep zelfstandigen heeft een inkomen dat duidelijk lager is dan dat van de gemiddelde werknemer (een andere flinke groep verdient juist gemiddeld (veel) meer). De CBS-cijfers daarover zijn niet gerelateerd aan het aantal gewerkte uren en al helemaal niet aan het aantal gedeclareerde uren. Het ministerie van SZW wil eigenlijk nog een zuivere vergelijking maken tussen de arbeidskosten van een werknemer en dat deel van het zzp-tarief dat te maken heeft met ‘arbeid’,  dus minus bedrijfskosten als afschrijving. Ik wens ze veel succes.

Het is koffiedik kijken, maar ik vermoed dat het grootste deel van de zelfstandigen met lage inkomens juist zit in de groep ‘producten’ (webwinkeltjes, de kleine winkeliers)  en particulieren (schoonmaak, oppas, kunstenaars). Dus niet in de groepen die onder de Wet DBA vallen. In de schoonmaak en vervoer zullen er inderdaad wel wat bedrijven blijken die zzp’ers inhuren – ook over langere tijd – onder dat tarief.

Door (nieuwe) Wet DBA minder zelfstandigenaftrek?

Bron: IBO ZZP rapport (2015)

Dan de fiscale argumenten. De uitgaven aan zelfstandigenaftrek. En vooral de MKB-winstvrijstelling, want juist die ‘post’ is de afgelopen 15 jaar gestegen, zo laat het plaatje hier rechts uit het IBO-ZZP rapport zien.

Datzelfde rapport toont overigens ook aan dat hooguit de helft van alle zzp’ers gebruik maakt van deze fiscale voorzieningen. Dat wordt nog wel eens vergeten. Als je dus minder kwijt wil aan deze aftrekposten, dan moet je wel weten wie ze wel en niet krijgen.

De helft van de zzp’ers heeft dus géén aftrek. Ze maken te weinig uren, hebben een te laag inkomen (betalen dus sowieso al geen belasting) of hebben een BV. (De aanpak van de BV-constructie van Uniforce heeft in die zin ook weinig nut, deze mensen krijgen de fiscale zzp-voorzieningen namelijk toch al niet.)

Zelfstandigen mét personeel krijgen dan weer wel de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling, iets wat de bewindslieden zich vorige week niet realiseerden (tenzij ze een BV hebben, een maatschap mag dat weer wel). Net als een deel van de grote groep vrij gevestigde professionals (denk aan advocaten, artsen). Groepen die dus buiten de reikwijdte van de Wet DBA vallen.

De helft van de zzp’ers heeft dus helemaal geen fiscale voordelen. En een flinke groep van de zelfstandigen die wel die voordelen krijgt, valt niet onder de Wet DBA. Met andere woorden: voor deze doelstelling is de Wet DBA niet het meest geëigende instrument.

Flexwerkers of niet?

Dan nog even over de vraag of zelfstandigen nu flexwerkers zijn of niet.

Toen ik de bakker hier op de hoek vroeg of hij tevreden is met zijn status als flexwerker keek hij mij glazig aan. Ik denk dat dat ook zou gelden voor mijn boekhouder, mijn accountant, mijn webbouwer, fysiotherapeut, huisarts, mijn logomaker, glazenwasser, de boer verderop in de polder. Het zijn wel allemaal zelfstandigen. Vaak zonder personeel.

In de discussie over flexwerkers, die zeker relevant is, gaat het in de regel over zaken als de arbeidsrechtelijke verschillen tussen een werknemer en een zelfstandige die (ongeveer) hetzelfde werk doet. Over de fiscale verschillen tussen die twee. Over eventuele verdringing, oneigenlijke concurrentie. Schijnzelfstandigheid. Allemaal prima en relevant. Maar in deze context gaat het dus om zelfstandigen als een substitutie van werknemers. Dan kun je misschien praten over zelfstandige professionals als ‘flexwerkers’ (maar laat het hen niet horen, want ze vinden het meestal een vreselijke term). Die groep 6 dus, en wellicht groep 5. Een beperkte groep, met andere woorden.

Tot slot

Dit hele relaas gaat minimaal op één vlak mis. Zelfstandigen laten zich nu eenmaal niet zo eenvoudig in een hokje stoppen. Ja, er zijn zzp-schilders die huizen schilderen voor particulieren (groep 3) en zich soms een paar maanden laten inhuren door een aannemer (groep 6). Zo is er ook de boekhouder die voor veel kleine bedrijven werkt (groep 5), maar ook ergens ‘invalt’ bij een zwangerschapsverlof (groep 6). En er is de journalist die veel losse opdrachten doet, maar ook een dag in de week als freelancer op de redactie van een krant werkt. Je zult er maar beleid voor moeten maken…

 

Geplaatst in ZP en Ondernemen | Tags , , | 5s Reacties

“Mensen zijn de cruciale kracht van een organisatie”

Na ruim 26 jaar voor Randstad gewerkt te hebben, kreeg Marleen Deleu vijf jaar geleden de kriebels om te bewijzen dat zij het ook alleen kon. Zij koos daarom voor een leven als Zelfstandig Professional. Vanwege haar rol voor NextConomy en met haar bedrijf The Flex Academy is deze expert in flexibele arbeid geen onbekende in de groeiende markt.

Onafhankelijk kennisplatform en community in België

Vanwege het succes van het online kennisplatform ZIPConomy in Nederland, vroeg initiatiefnemer en hoofdredacteur Hugo-Jan Ruts aan Deleu om een zusje in België te lanceren. En zo geschiedde: nu een jaar later is de website uitgegroeid tot een kennisbank gericht op de freelance economie. “In België wordt de term Zelfstandig Interim Professionals (ZIP) niet gebruikt, waardoor wij gekozen hebben voor een andere naam, namelijk NextConomy. Met als doel de werelden van opdrachtgevers en freelancers meer met elkaar te verbinden en het debat aan te zwengelen tussen alle betrokken partijen”, legt Deleu uit.

Ik wil met NextConomy bouwen aan een community. Veel mensen zijn zoekende, daarom wil ik hen bij elkaar brengen om het gesprek aan te kunnen gaan.

Marleen Deleu, initiatiefnemer NextConomy

België flink in opmars

De Wet DBA houdt de gemoederen van de Nederlandse flexibele arbeidsmarkt flink bezig, in België gaat het er totaal anders aan toe. Deleu: “België is nog te conservatief, omdat zij bang zijn voor problemen met de vakbond. Daarbij gelden alle regels voor vaste arbeid ook voor uitzendarbeid. Dit is helder, duidelijk en transparant.” Zij vervolgt: “In februari is, in samenwerking met ZIPConomy, een debat georganiseerd om in kaart te brengen wat Nederland en België van elkaar kunnen leren. Ik vond het een openbaring om te zien wat een fundamentele verschillen er zijn. Bijvoorbeeld de verplichte sociale bijdrage van Belgische Zelfstandig Professionals of de grootte van de markt.”

In België zijn nu 220.000 freelancers, een groep die jaarlijks groeit met 9%. Vooral de groep kenniswerkers groeit snel.

Marleen Deleu, initiatiefnemer NextConomy

Volledige inhuurproces uitbesteed

Vorige maand is Deleu flink in de weer geweest met de vierde editie van het onderzoeksrapport ‘MSP-dienstverleners in België en Nederland’. Het – gratis te downloaden – rapport zoomt in op tien MSP-aanbieders (Managed Service Providers) die actief zijn in beide landen en staat boordevol tips om een strategische partner te kiezen. “Een MSP-partner richt het volledige inhuurproces, vanaf de aanvraag tot aan het betalen van de factuur, voor een organisatie in. Inclusief leverancier beheer. Organisaties krijgen steeds meer inzicht in de voordelen van externe inhuur, maar moeten hier nu mee aan de slag. Daar is kennis voor nodig en daarom is de stap naar uitbesteden snel gelegd”, aldus Deleu.

Extern talent is een strategisch middel tot succes van een organisatie. Alleen externe inhuur is in veel gevallen duurder dan vaste krachten. Daarom moet de persoon in kwestie wel goed zijn.

Marleen Deleu, initiatiefnemer NextConomy

HR vs. Inkoop

Deleu adviseert organisaties de eigenschap ‘lenigheid’ eigen te maken: “Maak bij ieder project de afweging; ‘wanneer kies ik voor flex en wanneer voor vast?’. Met als uitgangspunt om op het juiste moment – met de juiste contractvorm en tegen het juiste tarief – het juiste talent aan boord te hebben.” Om dit tot stand te brengen is een wisselwerking tussen HR en Inkoop cruciaal. “Vooral de methodieken van deze afdeling zijn heel waardevol voor HR. Langzamerhand wordt HR wakker geschud en houden zij zich meer bezig met talent die niet op de loonlijst staat. De schaarse arbeidsmarkt maakt ook dat HR niet meer de standaard rekruteringstechnieken kan gebruiken. Kijk daarom naar nieuwe hengels om te kunnen vissen. Ik ben heel blij met deze verschuiving,” concludeert Deleu.

Beluister hier de volledige radio-uitzending met Marleen Deleu  Bekijk op de website van ZP Radio ook eerdere uitzendingen van HoofdZaken.

 

Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags , , , , , , | Laat een reactie achter

Muntz (WEC), Tiessen (Nétive) en Koops (ABU) in de ‘Staffing 100 Europe List’

Annemarie Muntz (voorzitter van de World Employment Confederation), Patrick Tiessen (directeur van VMS leverancier Nétive) en Jurriën Koops (directeur van brancheorganisatie ABU) zijn drie van de 11 Nederlanders die dit jaar op de Staffing 100 Europe List van Staffing Industry Analysts staan. Een lijst die het onderzoeksbureau jaarlijks opstelt. De mensen op deze top 100 lijst zijn volgens SIA “trailblazers, helping to evolve a market worth an estimated EUR 159 billion, navigating against a backdrop of legislative change, dynamic shifts in technology and a rapidly evolving ecosystem.”

Na Groot-Brittannië en Frankrijk staat Nederland op de derde plaats als het gaat om het aantal vermeldingen. Niet zo vreemd gezien de volwassenheid van de markt in Nederland. Het aantal Nederlanders op de lijst is de afgelopen jaren wel iets gedaald. Dat zal vooral te maken hebben met de forse groei van de aandacht voor inhuur en professionele flexibilisering in de andere Europese landen. Het aantal vrouwen op de hele lijst is van 15 gestegen naar nog steeds een magere 20. Met drie op de elf doet Nederland het dan ietsje beter.

 

Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags | Laat een reactie achter

Eric Mesrits: ‘Inkopers moeten niet langer als citroenpers worden gezien’

Zoals zovelen ben ik ooit het inkoopvak min of meer ingerold. In drie decennia heb ik er vervolgens een mooie carrière in gehad, die me langs allerlei interessante functies bij bekende multinationals heeft geleid. Totdat ik een kleine 10 jaar geleden ineens jeuk kreeg en besloot een break in mijn loopbaan in te lassen.

Nu is het bekend dat oude gewoontes slecht slijten, maar mijn pogingen het huishouden te optimaliseren begonnen mijn vrouw al snel op de zenuwen te werken. Misschien zou ik mijn liefde voor koken tot nut kunnen maken, suggereerde zij vervolgens. Dit leidde tot het volgen van kooklessen, stages bij verschillende restaurants, het geven van masterclasses en uiteindelijk zelfs tot het opzetten van een gourmet olijfoliebedrijf.

Terug in de inkoopwereld

Na wat uiteindelijk een vrij lang uitstapje is geworden, ben ik inmiddels weer terug in de inkoopwereld. Dit keer alleen wel vanuit een iets andere positie, als directeur van de Global Services Procurement-divisie van Hays Talent Solutions. In deze rol had ik recent het genoegen te mogen deelnemen aan een debat, samen met enkele peers en VMS-bedrijf Beeline. Daar vielen mij drie dingen op:

#1. Inkoop wordt nog vaak gezien als een citroenpers

De inkoopfunctie is in relatief korte tijd significant veranderd, heb ik gemerkt. Maar het imago is vrijwel hetzelfde gebleven. Nog steeds wordt inkoop vooral gezien als een tactische of operationele functie, die vooral goed is in het als een citroenpers uitknijpen van leveranciers, tot op de laatste druppel.

Ondanks de inspanningen en de toewijding van alle betrokkenen vinden inkopers het blijkbaar nog steeds moeilijk om het werkelijke verhaal te vertellen van de waarde die ze toevoegen. Velen zien inkopers nog steeds meer als een obstakel in het proces dan als strategisch business partner. En zolang het inkopers vooral gaat om het definiëren, implementeren en volgen van processen, blijven ze dat natuurlijk ook.

#2. Het kennisgebrek belemmert category management

Toen we aan de ronde tafel bespraken hoe het komt dat dit imago zo lang kan standhouden, waren we het al snel erover eens dat een gebrek aan kennis en middelen de grootste oorzaak was. Dit geldt vooral als het gaat om inhuur van de zogeheten contingent workforce.

Inkoopspecialisten werken meestal over verschillende businessafdelingen. Daardoor missen ze de diepe kennis van bepaalde vakgebieden. Dat maakt het lastig om betrouwbare, duurzame relaties met de specialisten aan te gaan.

Als gevolg hiervan is het vaak moeilijk voor inkopers om hun toegevoegde waarde te tonen. En hierdoor wordt inkoop dus ook zelden betrokken bij de eerste fases van een proces.

Maar het gaat niet alleen om kennis, het gaat ook om de capaciteit om te innoveren en te investeren. Veel aanwezigen zeiden dat goede portals en platforms zouden helpen om de betrokkenheid van de inkoopafdeling te vergroten. Met name voor inhuur van de contingent workforce zagen ze hier volop kansen. Het zou structuur kunnen brengen, en beter inzicht. Aan de andere kant hadden ze ook het gevoel dat hun teams tijd noch budget of andere middelen hadden om zelf zulke platforms te ontwikkelen of te implementeren.

#3. Tools en technologie zijn key voor toegevoegde waarde

 

Alle aanwezigen waren het erover eens: er is een gebrek aan beschikbare zuivere data over de uitgaven aan ingehuurde medewerkers. Goede tools en technologie die wel dat inzicht geven zijn daarom belangrijker dan ooit. Het zou hen helpen om de business meer te ondersteunen en waarde toe te voegen aan wat inkoop hen te bieden heeft.

Helaas beschikken inkoopteams hoogst zelden over zulke geavanceerde technologie om het management te helpen. Omdat de IT-afdeling doorgaans meer te zeggen heeft over technologie en tools dan de inkoopafdeling, ontbreken vaak cruciale functionaliteiten. En bij gebrek aan een uitgewerkte inkoopstrategie zijn veel tools die er wél zijn weer niet voldoende toegerust op de toekomst.

Wat betekent dat allemaal?

Eén van de dingen die me echt opvielen bij mijn hernieuwde kennismaking met het vakgebied is dat we heel ver gekomen zijn, maar tegelijkertijd ook nog een lange weg te gaan hebben.

Dat merkte je ook in de groep, waar een echte tweedeling te zien was. Aan de ene kant was er een groep die zei dat inkoop er in de eerste plaats was om kosten te besparen. Aan de andere kant waren er ook mensen die naast dat doel van kostenbesparing een doel zagen in het onderhouden van goede relaties met leveranciers.

Hoe ik daar zelf in sta? Als we het inkoopvak verder willen brengen, zou in mijn ogen een meer strategische relatie moeten worden gezocht met zowel de business als met de leveranciers. De focus moet dan (nog) veel meer liggen op onderwerpen als Total Cost of Ownership en Supply Chain Management.

Willen we dat strategische inkoop terugkomt op de agenda van de hoogste board, dan zullen we mogelijkheden moeten zoeken om het spotlicht op ons te vestigen. Het groeiende gebruik van tijdelijke medewerkers, of het nu gaat om uitzendkrachten, gedetacheerden of zzp’ers, is daarvoor een mooie kans. Zeker als je kijkt naar de almaar groeiende tekorten op de arbeidsmarkt, gecombineerd met de economische onzekerheid en flexibiliteit.

Het onderwerp ‘talent’ staat tegenwoordig in bijna elke bestuurskamer op de agenda. Juist de afdeling inkoop heeft het potentieel om een significant effect hierin te hebben. Als we tenminste erin slagen toegang te krijgen tot de cruciale vaardigheden die de organisatie nodig heeft.

Drie stappen naar succes

Voor mij is dan ook duidelijk dat inkoop nog steeds op pad is om hoog in de organisatie belangrijk te worden. Maar daarvoor zijn dus nog wel een paar essentiële bouwstenen nodig:

#1. State-of-the-art technologie die exacte data verzamelt over alle inhuur;

#2. Meer verantwoordelijke professionals, specialisten die de brug kunnen slaan tussen inkoop enerzijds en de business anderzijds;

#3. Ondersteuning en hulp van het C-level alsmede van verschillende andere afdelingen om die groei ook mogelijk te maken.

Een van de dingen die ik heb geleerd tijdens mijn loopbaanonderbreking: je kunt geen fatsoenlijke maaltijd koken als je noch de juiste ingrediënten hebt, noch de vaardigheid, het talent, de tools, de kennis of de toewijding. En zolang inkoop er niet in slaagt al deze elementen te verenigen, zullen we als inkopers altijd gevangen blijven zitten in de oude (operationele) wereld. Dan bakken we er gewoon te weinig van.

Eric Mesrits is directeur van de Global Services Procurement-divisie van Hays Talent Solutions. Op dinsdag 25 september geeft hij tijdens de Webinar Week van ZiPconomy een gratis webinar over hoe een Statement of Work kan bijdragen aan een meer professionele inhuurstrategie.

Dit artikel verscheen eerder op het blog van Hays.

Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags , , , | 3s Reacties

Specialist of generalist? Dat is de vraag.

Managers die nieuwe mensen nodig hebben, herkennen het dilemma vast: huren we een specialist in of een generalist? Specialisten zijn weliswaar keigoed op hun vakgebied, maar ontberen vaak het vermogen over de schutting heen te kijken. Een generalist daarentegen kan veel moeite hebben om al het nieuwe dat er gebeurt op het specifieke vakgebied bij te houden.

Harvard Business Review deed onlangs een poging dit mysterie te ontrafelen om met een antwoord te komen op de vraag wanneer de specialist of wanneer de generalist ingevlogen moet worden. En dat heeft alles te maken met de snelheid waarmee de ontwikkelingen gaan in de branche waarin je werkt.

Generalist of specialist?

Dé grote uitvindingen van de moderne tijd, zoals de computer, hebben we te danken aan mensen die hun inspiratie haalden uit andere industrieën. Charles Babbage, de uitvinder van de ponskaart, kwam op het idee hiervoor omdat hij in de zijde-industrie had gezien hoe ze daar met geperforeerde kaarten de patronen maakten in de stof.

Op basis van deze kennis zou je kunnen denken dat het heel slim is om mensen uit andere werkvelden in de organisatie te halen, die vervolgens heel slimme dingen gaan bedenken en een groot succes worden. Maar dat werkt lang niet altijd.

Er zijn namelijk ook onderzoeken die uitwijzen dat een generalist van alles een beetje weet, en dat dat net te weinig is. Een specialist die diepgaande kennis heeft over een onderwerp, weet veel beter waar de kansen en waar de bedreigingen zitten in een bepaald vakgebied. Bovendien kunnen specialisten ook veel beter samenwerken, omdat ze precies weten hoe ze het werk moeten verdelen.

Specialist of generalist?

Waarschijnlijk is er voor het in huis halen van beide soorten wat te zeggen, maar wanneer heb je nou het meest aan een specialist en wanneer is het beter om een generalist in huis te halen? De schrijvers van het artikel in de Harvard Business Review denken dat het raadzaam is om de generalist te laten komen op het moment dat de sector waarin je werkt niet onderhevig is aan veel veranderingen. Op plekken waar de ontwikkelingen razendsnel gaan: neem een specialist.

Uit het vergelijken van de wetenschappelijke publicaties van wiskundigen voor en na de val van de Sovjet-Unie, blijkt inderdaad dat in werkvelden waar de ontwikkelingen hard gaan, generalisten het afleggen tegen de specialisten. Maar daar waar weinig veranderingen zijn te bespeuren, kunnen generalisten het tempo van de specialisten prima bijhouden.

Managers in bijvoorbeeld de (mijn)bouw of de winning van olie en gas, zouden juist kunnen profiteren van generalisten of mensen die uit een andere industrie komen, om zo tot de niet voor de hand liggende oplossingen te komen. “Dit geeft geen garantie dat die oplossingen er inderdaad komen, maar het zou kunnen werken op plekken waar de ontwikkelingen stagneren.”

Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags , , | Laat een reactie achter