SLUIT MENU

Interim-professionals zijn intellectuele luiaards!

Permanente investeren in het state of the art kennis is van levensbelang voor interim professonals. Maar waarom doen ze dat dan niet?

oblomov

Interim-professionals, interim-managers en adviseurs worden in de  regel door organisaties ingehuurd vanwege hun kennis. Die kennis hebben organisaties zelf even niet ter beschikking  of  het is te duur om deze zelf te ontwikkelen, omdat de terugverdientijd te kort is. Dit geldt voor inhoudelijke kennis over een bepaald probleem of voor  competenties als ervaring, vaardigheden en attitudes die de ‘interim’ met zich meebrengt. Ook wanneer een vaste kracht tijdelijk wordt vervangen, is kennis vaak het selectiecriterium. Een permanente investering in het state  of the art houden van kennis is daarom van levensbelang om succesvol te kunnen blijven meedraaien ten opzichte van de concurrentie. Ook omdat de zogenoemde halfwaardetijd van kennis, waarin kennis die je bezit minder relevant wordt, steeds korter is. Onze collega’s in de ict-sector kunnen daar wellicht het best over meepraten.

Als zp’er is het best lastig om een concrete invulling te geven aan het op peil houden van je kennis. Het is en klassiek gegeven dat zij die op een opdracht zitten, er vaak te weinig tijd voor vrijmaken. Het kost immers declarabele dagen. Zij die geen opdracht hebben, willen er geen geld aan besteden.

Onderzoek naar leren door flexwerkers

In het recente verleden hadden veel interim-managementbureaus eigen opleidingsprogramma’s. De meeste daarvan zijn inmiddels gesneuveld vanwege bezuinigingen of omdat die bureaus zelf blijvend kopje onder zijn gegaan. Specifieke opleidings- en trainingsprogramma die worden aangeboden door gerenommeerde instituten of universiteiten  kenden altijd al een moeizaam bestaan en dat is de laatste jaren alleen maar erger geworden.

Wat wel eens wordt gezegd, dat bijvoorbeeld de groep interim-professionals, interim-managers en adviseurs worden getypeerd door een intellectuele luiheid, kan in de praktijk vaak wel worden herkend, maar was  tot voor kort nooit echt onderzocht. In het rapport Werken en Leren in Nederland van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de School of Business and Economics van de Universiteit van Maastricht uit  2014, wordt verslag gedaan van een onderzoek naar het formeel en informeel leren door flexwerkers. Onderstaand volgen een aantal highlights van de uitkomsten van het rapport voorzien van de nodige opmerkingen.

Formeel leren vooraf voor meer omzet

Als het gaat om het formeel leren blijkt dat ongeveer 37 procent van de zzp in de laatste twee jaar een cursus en/of een training heeft gevolgd, ten opzichte van bijna 60 procent van de mensen met een (vast) arbeidscontract. Die opleidingsinspanning was voor ongeveer 76 procent  gericht op het verbeteren van de kwaliteit, maar er wordt verder niet  aangegeven wat hieronder wordt verstaan. Wel wordt duidelijk dat 38 procent van die formele opleidingsinspanningen  erop waren gericht de omzet te kunnen verhogen.  43 procent volgde een opleiding  om nieuwe klanten te kunnen aantrekken.

Vakinhoudelijke kennis moet het dus afleggen tegen de ontwikkeling van de vaardigheid om de omzet en het aantal klanten te kunnen opstuwen. Dan blijft er nog zo’n 63 procent van de zzp  over dat zich formeel  kennelijk niet heeft bijgeschoold. Bij die cijfers moeten we wel bedenken dat er onder de groep zzp betrekkelijk kleine subgroepen zijn, zoals organisatieadviseurs, die voor het behoud van hun certificering verplicht zijn om te participeren in formele opleidingsprogramma’s. Die kleine groepen zouden zomaar eens zwaar kunnen doorwegen in het percentage van 37 procent.

Leren in de praktijk: geen verschil met werknemers

Dan het informele leren, of te wel het uitvoeren van taken waarvan kan worden geleerd. Hier zijn geen significante verschillen tussen de groepen werkenden. Wel geldt de opmerking dat zzphet minste leren van (alledaagse) routinewerkzaamheden en werkzaamheden die zij al eens hebben gedaan. Het lijkt mij dat dit in belangrijke mate is terug te voeren op het feit dat een opdrachtgever bij de selectie van interim-professionals tegenwoordig vooral bekijkt in hoeverre zij   ‘het kunstje’ al eerder hebben gedaan.

Zzp onderscheiden zich in positieve zin  van mensen in loondienst op het aantal uren dat per maand aan zelfstudie wordt besteed. 57 procent van de zzp doet aan zelfstudie tegen 42 procent van het aantal mensen met een vast dienstverband. Tot zover het goede nieuws, want het aantal uren dat zzp aan die zelfstudie besteden, is slechts vier uur per maand, oftewel een dagdeel. En dat voor een beroepsgroep die het, zoals eerder gezegd, moet hebben van zijn state of the art-kennis.

Luiheid

In het rapport wordt niet aangegeven hoe aan die zelfstudie invulling wordt gegeven, dus het lezen van de Financiële Telegraaf zou hier ook onder kunnen vallen. Deze conclusie sluit aan bij een opmerking van een collega-interim-manager die ik ooit met veel bravoure hoorde vertellen dat zijn opleidingsprogramma een ‘stochastisch karakter’ had. Een prachtig voorbeeld van versluierend taalgebruik. Wat hij eigenlijk bedoelde is dat hij opleiding en training af liet hangen van het toeval.  Het onderzoek van de Universiteit van Maastricht bevestigt het bestaan van intellectuele luiheid onder interimprofessionals, interim-manager en adviseurs.

Joop Vorst is zelfstandig gevestigd manager, adviseur, onderzoeker en auteur. Joop publiceert regelmatig over management. Zijn publicaties zijn te downloaden op www.joopvorst.com . Bekijk alle berichten van Joop Vorst

Eén reactie op dit bericht

  1. Ik wil wetenschappelijk onderzoek niet negeren. Maar eigen ervaring leert dat wat je vind in een onderzoek erg bepaald wordt door de opzet en het meetgebied.

    Natuurlijk wordt er aan medewerkers met een vaste baan een opleiding gegeven. Deze zijn of verplicht denk aan BHV of heftrucdiploma’s. Ook managers volgen veel opleiding naar mate zij meer verantwoordelijk zijn voor een groter deel van een grote organisatie.
    Veel opleidingen zijn er dan ook op die gebieden in aanbod en prijsklasse.

    ZP-ers hebben geen grote organisatie en daarom maken zij geen gebruik van deze opleidingen.
    Het aanbod van vakspecifieke opleidingen is veel kleiner. ZP-er maken hier wel gebruik van indien dat hun kwaliteits- of kennisniveau verbeterd. Ook opleiding op het gebied van niet bekende zaken als acquisitie en netwerken kunnen gevolgd worden. Dit moet dan wel toegevoegde waarde hebben.
    Helaas is er een enorme wildgroei op die opleidingsmmarkt en is een teleurstelling vaak achteraf de reden om niet verder te gaan.

    Niet te min is het zaak voor een ieder, zowel ZP als werknemer om zich persoonlijk te ontwikkelen. Hiervoor moet meer aandacht komen om de employability te vergroten. Ook de snelheid van veranderende markten en technieken vraagt up-to-date kennis. Bij platte organisaties steeds meer bij de uitvoerder.

    Luiheid is een leuke aandachtstrekker, maar beter is het zaak om opleiding naast school meer aandacht in Nederland te geven en wildgroei in te tomen door eisen aan het opleidingsniveau en cursus-inhoud te stellen. Niet altijd door de overheid maar zeker door de klant (opleidingsvolger).