"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Helpling ging van platform naar failliet uitzendbureau, schieten de schoonmakers daar iets mee op?

Schoonmaakplatform Helpling is feitelijk een uitzendbureau, oordeelt nu ook de Hoge Raad. Voor platformexpert Martijn Arets betekent de rechtszaak die FNV aanspande een verloren kans om iets te betekenen voor de schoonmakers. Voor advocaat arbeid & flex Maarten Tanja ligt dat genuanceerder.

Schoonmakers die via het online platform Helpling werkten, deden dat als uitzendkracht. Dat was het arrest van het hof, dat de Hoge Raad met haar uitspraak van 11 april heeft bekrachtigd.

De rechtszaak van het inmiddels failliete platform voor thuisschoonmaak voert terug tot 2018, toen vakbond FNV een rechtszaak aanspande namens een van de schoonmakers. Deze werd ziek en verlangde loondoorbetaling. Maar het platform maakte gebruik van de regeling Dienstverlening aan huis, waarbij de platformwerkers geen ontslagbescherming hebben, geen recht hebben op een ww- of arbeidsongeschiktheidsuitkering en slechts recht op 6 weken loondoorbetaling bij ziekte.

De vraag die sindsdien aan diverse rechters is voorgelegd, is hoe je deze arbeidsrelatie moet zien:

  • Als een arbeidsovereenkomst tussen schoonmaker en het huishouden, gebruikmakend van de regeling Dienstverlening aan huis, met Helpling in een puur bemiddelende rol – dit is hoe Helpling het zelf zag.
  • Als een gewone arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers – zo zag FNV het.
  •  Als een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers – dit zou het volgens FNV zijn als het geen gewone arbeidsovereenkomst was.

De kantonrechter oordeelde dat sprake was van arbeidsovereenkomst tussen de schoonmaker en het huishouden. Helpling had daarin puur de rol van bemiddelaar.

Twee jaar later zag Gerechtshof Amsterdam het anders: Helpling heeft met de schoonmakers een uitzendovereenkomst, met het huishouden in de rol van inlener. Daarbij speelde een belangrijke rol dat het werk altijd plaatsvindt onder leiding en toezicht van de inlener, in dit geval het huishouden.

Tegen de uitspraak gingen zowel Helpling als FNV in cassatie bij de Hoge Raad. Advocaat-generaal De Bock gaf vorig jaar haar advies. Zij betoogde dat een particulier geen inlener kan zijn, dus hield zij het op een gewone arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en Helpling.

Arbeidsrechtadvocaat Maarten Tanja had begrip voor het advies van de AG, maar voorspelde dat deze stelling niet stand zou houden bij de Hoge Raad. “In de Nederlandse wetgeving staat nergens dat een particulier geen inlener kan zijn. En de AG mag niet op de stoel van de wetgever gaan zitten door de reikwijdte in te perken tot zakelijke inleners.”

Consequenties

De Hoge Raad ging inderdaad niet mee met de AG en laat de uitspraak van het Gerechtshof intact. Het is niet voor het eerst dat de Hoge Raad het advies van de AG naast zich neerlegt. In de rechtszaken van Uber en Deliveroo gebeurde hetzelfde. “De AG redeneert vanuit een bepaalde wenselijke uitleg”, zegt Tanja daarover. “De Hoge Raad kijkt er systematischer naar.”

De uitspraak zegt volgens Tanja iets over de positie van het platform. Bij platform Temper ging de slinger eerder de andere kant op. De rechter vond Temper geen uitzendbureau, omdat het weinig bemoeienis heeft met het platform. Helpling had dat wel. Het platform ontzorgde de werkers in alles, van contractvorming tot betaling.

Nu vast is komen te staan dat de relatie tussen Helpling en de schoonmakers als ‘uitzendovereenkomst’ kwalificeert, heeft dit bepaalde consequenties.

Ondanks dat Helpling failliet is verklaard en  de schoonmakers dus niet in dienst zijn bij  Helpling, hebben zij belang bij een beslissing over de juridische status van hun voormalige arbeidsverhoudingen, bijvoorbeeld voor het vaststellen van het recht op een ww-uitkering. Volgens FNV hebben de schoonmakers die via Helpling of via een ander platform werk(t)en, met terugwerkende kracht recht op pensioen, vakantiegeld, doorbetaling bij ziekte en andere werknemersrechten. Zij kunnen claims neerleggen bij de curator van Helpling en pensioenfonds Stipp.

Arbeidsrechtelijke bescherming

Meer in het algemeen is de positie van platformwerkers gebaat bij de uitspraak, vindt Tanja. “Het geeft ze arbeidsrechtelijke bescherming. Zeker gelet op de nieuwe regels rond het uitzenden, die minder flexibiliteit toestaan en gelijke beloning vereisen. Terbeschikkingstelling van arbeid maakt het gelijk belonen in deze situatie wel weer ingewikkelder. Want er bestaan geen vergelijkbare werknemers om het loon mee te vergelijken. De schoonmakers zouden wat dat betreft meer geholpen zijn met een reguliere arbeidsovereenkomst.”

Tanja schreef het al eerder: onzelfstandige arbeid hoort linksom of rechtsom thuis in een arbeidsovereenkomst.

“In dit geval is dat een uitzendovereenkomst geworden, waarbij de meest professionele club als werkgever is aangemerkt. Daarmee blijft het bemiddelen van mensen die onzelfstandige arbeid verrichten én het inlenen daarvan risicovol, als dit niet wordt gedaan binnen het uitzendregime.”

Informele markt

Platformexpert Martijn Arets verbaast zich al jaren over de queeste die vakbond FNV voert tegen Helpling. Uit angst voor een soort ongebreideld platformkapitalisme scheren ze alle platforms over één kam. Bij Uber en Deliveroo schudden de platforms de arbeidsmarkt op. Een rechtszaak om maaltijdbezorgers in loondienst te laten werken vindt Arets goed te verdedigen. “Maar wat Helpling deed, was niet zo spannend. Het is een prikbord, zoals er wel meer waren en nog steeds zijn. De particuliere schoonmaakmarkt veranderde er niet wezenlijk door.”

De strategie van FNV – er met gestrekt been ingaan – werkte in het geval van Helpling averechts. Eisen dat de schoonmakers in loondienst komen bij het huishouden, staat volgens Arets buiten elke realiteit. “Wat is de uitkomst? Platform Helpling ging failliet. Maar daarmee is het probleem niet opgelost. De schoonmaak wordt nog steeds gedaan. Maar nu via de zwarte markt.”

De zwakke schakel blijft de regeling Dienstverlening Aan Huis. Deze ontslaat een particuliere opdrachtgever van bepaalde werkgeversverplichtingen, maar laat een aantal plichten overeind, zoals zes weken loondoorbetaling bij ziekte en betaling van minimumloon. “Het probleem is nog niet eens zozeer de regeling zelf, maar dat hij niet gehandhaafd wordt.”

“Verschillende rapporten over deze regeling concluderen dat deze niet werkt. Door deze adviezen niet mee te nemen, legitimeren beleidsmakers en vakbonden een niet functionerende regeling en verzaken zij verantwoordelijkheid te nemen voor het probleem.”

“Wil je echt iets verbeteren voor de werkers?”, concludeert hij. “Dan zul je een regeling moeten optuigen die werkt. In omringende landen zijn er goede alternatieven. In België bijvoorbeeld werken ze met gesubsidieerde dienstencheques.”

Strategie

“Als ik bij FNV had gewerkt,” vervolgt hij, “zou mijn strategie heel anders zijn, namelijk hoe kun je het platform zo inrichten dat je samen die markt beter maakt voor de werkenden.” Hij geeft het voorbeeld van Colombia, waar de overheid het verbod op informeel schoonmaakwerk daadwerkelijk handhaaft. Het trekt met een schoonmaakplatform samen op om de rechten voor de platformwerkers te verbeteren. “De informele markt is daar behoorlijk gekrompen.”

De nieuwe EU-richtlijn DAC7 verplicht platformen hun inkomstendata te delen met de Belastingdienst. Ook daarin schuilen kansen om de schoonmarkt te formaliseren. “Via een platform krijg je toegang tot een doelgroep die anders onder de radar blijft. Je kunt met ze communiceren, hun rechten en plichten inzichtelijk maken. Daar kun je een platform óók voor gebruiken.”

Meer lezen:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *