Gastblogger 11 april 2024 5 reacties Print Schijnzelfstandigheid op de bouwplaats: kiest de politiek voor de werknemer of voor de zzp’er?Door een ongelijk speelveld dreigt de werknemer het op de bouwplaats te verliezen van de zzp’er, vindt Mark Priems, eigenaar van metselbedrijf W&G bouw. In deze gastbijdrage legt hij uit waarom er volgens hem oneerlijke concurrentie is tussen medewerkers in loondienst en zzp’ers.Door een ongelijk speelveld op de bouwplaats dreigt de werknemer het te verliezen van de zzp’er. Een werkgever moet zich houden aan een CAO en/of aan alle regels en verplichtingen die de overheid heeft opgesteld, met alle financiële gevolgen vandien. Een zzp’er daarentegen heeft nog steeds weinig verplichtingen: geen arbeidsongeschiktheidsverzekering, geen pensioenopbouw en geen sociale afdrachten. Door dit verschil in spelregels wordt het voor veel werkgevers onmogelijk om werknemers in dienst te houden. Veel werknemers worden letterlijk vervangen door zzp’ers, omdat de kosten en de risico’s een stuk lager liggen bij deze zzp’ers. Maar door het vervangen van de werknemer ontstaat er een verkapt dienstverband met de zzp’er. De zzp’er wordt op dezelfde manier aangestuurd als de werknemer. Mogelijk krijgt de zzp’er zijn ‘loon’ anders uitgekeerd dan via betaling per uur, maar dat is dan ongeveer het enige verschil. Verkapt dienstverband Op een gemiddelde bouwplaats zijn er meerdere metselaars nodig om een klus te klaren. Bij een werkgever met werknemers wordt samengewerkt voor een goed resultaat en de werkgever is aansprakelijk en draagt het risico voor het geheel. Op dezelfde bouwplaats is de individuele zzp’er een van de vele zzp’ers die daar aan het werk zijn. Bij het eindresultaat is niet vast te stellen welke muur de zzp’er heeft gemaakt. In dat geval kan de zzp’er niet aangesproken worden op zijn verantwoordelijkheden. Dus het risico ligt bij zijn opdrachtgever. Hierdoor kan deze manier van werken gezien worden als verkapt dienstverband en kunnen de zzp’ers gezien worden als schijnzelfstandige, dus als werknemer. Geen loongrens aan ondernemerschap ‘Echte zzp-ers’ nemen zelf een opdracht aan, voeren de opdracht zelf uit en lopen als individu zelf het risico. De schilder die een huis schildert, een kapper die zijn klanten heeft en een boekhouder die verantwoordelijk is voor zijn opdrachten. Dat zijn zzp’ers. Er heerst een misvatting dat alle zzp’ers gezien kunnen worden als ondernemers. Het is een misverstand dat alle zzp’ers hun vak beheersen. En het is ook een misverstand dat er een loongrens zit aan ondernemerschap. Zzp’ers die onder de grens van 32,24 euro per uur zitten, kunnen meer ondernemer zijn dan zzp’ers die boven de 75,– euro per uur zitten. Dit uurloon is namelijk geheel afhankelijk van marktwerking en van de branche waarin de zzp’er werkt. Ketenaansprakelijkheid Het aanpakken van de schijnzelfstandige kan ook grote gevolgen hebben voor andere opdrachtgevers in de bouw en andere sectoren. De wet aanpak schijnconstructies en de wet ketenaansprakelijkheid zijn daarvan de bekendste en de meest relevante voorbeelden. Bij de wet ketenaansprakelijkheid is de gehele keten afhankelijk van de zwakste schakel. Als een onderdeel van de keten de financiële gevolgen door de handhaving van de Belastingdienst op schijnzelfstandigheid niet kan of wil dragen, kan de volgende partij in de keten verantwoordelijk worden gehouden voor de naheffingen etc. Bij een faillissement zijn deze gevolgen niet af te dekken door overeenkomsten. Vaak zijn er al geen overeenkomsten als je lager in de ketens gaat kijken. Banen op de tocht De opdrachten in de bouw lopen terug, omdat diezelfde overheid geen vergunningen verleent. Daardoor is er minder werk en staan er arbeidsplaatsen op de tocht. De hoge kosten die de loondienst met zich meebrengt – door de sociale lasten, de CAO-vergoedingen en de loonstijgingen – maken het voor werknemers onmogelijk om te concurreren met zzp’ers. De enige manier om snel een gelijk speelveld te creëren tussen de werknemer en de zzp’er, is het handhaven op de schijnzelfstandigheid. Voor ons, werkgever en werknemers in de bouw, is het in ieder geval 5 over 12. Mark Priems, W&G Bouw Lees ook: Rechter beslist: zzp-bouwvakker is geen uitzendkracht en moet zich aan concurrentiebeding houden Het einde van het handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid is in zicht: wat nu? bouw, handhaving, schijnzelfstandigheid Print Over de auteur Over Gastblogger ZiPconomy geeft ruimte aan auteurs die eenmalig een artikel willen plaatsen op ZiPconomy. Naam en functie van deze gastbloggers worden onder het artikel vermeld. Bekijk alle berichten van Gastblogger
De basis is dat je een ZZPer inhuurt voor een bepaald produkt te leveren. Of dit nu een metselaar, kapper, boekhouder, advisuer, etc. is. Van deze ZZPer kan en mag je meer verwachten dan een gewone werknemer. Dat je van deze eigenschappen geen gebruik maakt ligt geheel aan de Opdrachtgever. Dus als je een ZZPer als capaciteit opvulling inzet en dit dan als als schijnzelfstandige aanduidt is niet terecht. De ZZPer werkt nog steeds voorledig voor eigen rekening, want als hij zich ziek meldt doet hij dit op eigen rekening. Dus of hij hiervoor een AOV afsluit heeft of doet voor de opdrachtgever niets ter zaken. En nogmaals hij hoeft geen gebruik te maken van ZZPers. Er wordt veel gebruik van gemaakt omdat ze goedkoper zijn (door hun zelf veroorzaakt) en andere dit dan ook doen dan wordt het ineens schijnzelfstandige genoemd. De bouw staat bekend als allerlei achterkamer afspraken te maken, doet dat dan ook hiervoor. Dan is het speelveld weer gelijk en zijn er geen ZZPers binnen de bouw meer nodig (Maar ik denk dat hier het probleem is dat hij graag ZZPers heeft, maar niet aan kan komen tegen het tarief dat hij graag zou willen zien).
Dag Jos, Dank voor dit stukje bouwplaats ervaring. Als een Porsche-auto zich als tractor gedraagt, kan het zijn dat de politie/Cjib deze ook een tractor behandelt. Of een brommer, die feitelijk een motor is en met die snelheid van de weg gebruik maakt. Evenzo geldt dit op de arbeidsmarkt. Ook in de rechtspraak en in het fiscaal recht geldt van oudsher: de werkelijkheid gaat voor de schijn. In de door u beschreven situatie is de zzp’er misschien van origine ondernemer, maar als deze zich als werknemer [langere tijd] gedraagt is er toch grote kans dat hij ook onder het beschermend arbeidsrecht in boek 7 hoofdstuk 6 van het Burgerlijk Wetboek valt. En valt onder de (aanverwante) regels van de sociale zekerheidswetgeving en de Wet op loonbelasting. Of de Zorgverzekeringswet. Bij ziekte is er dan recht op loondoorbetaling door de werkgever. En bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid na de loondoorbetalingsperiode, kan een uitkering bij het UWV geclaimd worden. In Nederland ontstaan die situaties veelal van ‘ rechtswege’. De nieuwe regels in de USA geven een aardig beeld hoe je een soms grijze situatie kunt verduidelijken in ‘ wit’ of ‘ zwart´. https://www.zipconomy.nl/2024/03/wanneer-mag-je-werken-als-zzper-in-de-vs-veranderen-de-regels/#comment-30511 Consequent én transparant zijn in gedrag heeft zo zijn voordelen. Het omgekeerde geldt overigens ook, vermoed ik.
Dank, een handig overzicht. Een beperkte aanvulling in zake de Ketenaansprakelijkheid. De wat in het vergeetboek geraakte, doch allereerste anti-misbruikwetgeving (jaren 60 in de sociale verzekering, later opgenomen in de invorderingswetgeving) is de inlenersaansprakelijkheid. Ook deze is nog van toepassing. De koppeling tussen overeenkomst, feitelijke arbeidsverhouding en de facturering geven vaak wat meer duidelijkheid over de relevante wetgeving.
Dit artikel schetst een belangrijk dilemma in de bouwsector betreffende schijnzelfstandigheid en de impact ervan op werknemers en zzp’ers. Echter, de complexiteit van dit onderwerp gaat dieper dan hier wordt beschreven. Wat dit artikel ook niet volledig belicht, is de rol van werkgevers zelf in deze kwestie. De eigenaar van het metselbedrijf, Mark Priems, benadrukt de uitdagingen waarmee werkgevers worden geconfronteerd, maar het is interessant om te overwegen of hij zelf ook gebruik maakt van zzp’ers voor zijn eigen bedrijf. Als dit het geval is, roept dat vragen op over zijn eigen bijdrage aan het probleem van schijnzelfstandigheid. Het aanpakken van schijnzelfstandigheid is cruciaal om een eerlijk speelveld te creëren en de rechten van werknemers te beschermen. Echter, dit vereist een breder begrip van de complexe dynamiek tussen werkgevers, werknemers en zzp’ers in de bouwsector. Terwijl dit artikel een belangrijk probleem aan de kaak stelt, is het van essentieel belang om verder te kijken dan de oppervlakte en alle betrokken partijen in overweging te nemen bij het streven naar een rechtvaardige oplossing.
Ik begrijp helemaal niets van deze klagende werkgever: Hij heeft in slechte tijden last van zijn personeelskosten: de duurdere ZZP’ers zijn er dan al lang uitgeknikkerd: Het is een kwestie van een juiste balans vinden: 60 tot 65% in vaste dienst en het restant inhuur, waarmee die inhuur een prima buffer vormt voor slechte tijden. Een medewerker zal 47 tot 53.000 per jaar kosten. Een ZZPer rond de 65 tot 72.000 euro. Hoezo oneerlijk ? In goede tijden zal een bouw zzp’er 30 euro per uur verdienen en in dagen van hoogconjuctuur tot wel 50: en goh wat zal deze werkgever dan veel verdienen, althans als hij zijn aanbestedingswerk goed verricht. En dan de opmerking: ” het is een misverstand dat alle ZZP’ers hun vak goed beheersen” het raakt kant nog wal op alle vlakken (niet goed: er meteen uit) : hoe kan hij dat ontdekken, als hij het verschil van werk niet kan zien van een werknemer of een ZZP’er, zoals hij beweert: ” Bij het eindresultaat is niet vast te stellen welke muur de zzp’er heeft gemaakt” Maar ik vermoed dat zijn probleems is dat hij geen personeel kan vinden, die bij hem wil komen werken voor zijn geboden salaris, waarmee hij meer hoopt te verdienen. Conclusie: zorg dat je zelf een beter ondernemer wordt in plaats van dat gejammer.