"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Minister Van Gennip zegt toe dat indicatie ondernemerschap ‘stevige’ plek krijgt in beoordeling zzp

Criteria die erop wijzen dat iemand een echte zelfstandige is, krijgen een ‘stevige rol’ in de nieuw op te stellen regels om te beoordelen of iemand nu wel of niet als zelfstandige ingehuurd kunnen worden. Die toezegging deed Minister Van Gennip in de Tweede Kamer in reactie op een ingediende motie van coalitiegenoten D66 & VVD.

Na het vastlopen van de Wet DBA en het opschorten van de handhaving, is ook dit kabinet op zoek naar duidelijkere regels waarmee opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen beoordelen of een opdracht nu wel of niet door een zelfstandige uitgevoerd kan worden. Regels die ook de Belastingdienst en Arbeidsinspectie beter in staat moeten stellen om te handhaven.

Minister Van Gennip wil via een aanpassing van de term ‘gezag’ en met het criterium ‘inbedding’ de regels rond inhuur stevig aanscherpen. Het criterium inbedding komt hierop neer: wanneer iemand onderdeel uitmaakt van een organisaties, is dat een zwaarwegende indicatie dat zo’n opdracht niet door een zzp’er kan worden ingevoerd.

Kijk dit onderdeel van het debat terug:

Contra-indicaties schijnzelfstandigheid

VVD en D66, maar ook belangenbehartigers van zzp’ers en brancheorganisaties, hameren er al langer op bij de beoordeling ook te bekijken of een individu voldoet aan de criteria die gelden voor zelfstandig ondernemers. Dit worden ook de ‘contra-indicaties’ genoemd.

De motie van D66 en VVD roept het kabinet op die “contra-indicaties voor ondernemerschap binnen de gekozen route een zo zwaarwegend mogelijke rol te laten spelen.” Minister Van Gennip reageerde in het debat opvallend positief op dit verzoek. Opvallend, omdat in een eerder overleg de minister op dit punt nog niet op een lijn leek te zitten met de VVD.

Uitwerking criteria schijnzelfstandigheid

Op ambtelijk niveau wordt momenteel hard gewerkt aan zowel aangescherpte criteria die kunnen wijzen op het bestaan van een werknemersrelatie als de contra-indicaties ondernemerschap. Vooral hoe die twee zich tot elkaar verhouden – wat weegt het zwaarst? – zal nog een flinke puzzel zijn. Maar dit is wel cruciaal voor een flinke groep zelfstandigen.

“We zijn nu met de uitwerking bezig en daarbij bekijken we of je niet alleen kunt aangeven wanneer iemand een arbeidsrelatie heeft, maar ook of je een contra-indicatie voor ondernemerschap kunt vinden. Dat is de moderne manier om ernaar te kijken”, aldus de minister. Ze wil ervoor zorgen dat de regels zo worden ingevuld “dat je aan de ene kant weet dat je gewoon werknemer bent en gewone werknemersrechten hebt, en aan de andere kant weet hoe je de relatie vorm moet geven als je als zelfstandige voor eigen rekening en risico wilt werken.”

Naar verwachting komt de minister snel na de zomer met een conceptwetsvoorstel.

Hugo-Jan Ruts is 'editor-in-chief' en uitgever van ZiPconomy. Bekijk alle berichten van Hugo-Jan Ruts

2 reacties op dit bericht

  1. En laten we dan de termen als gezag, inbedding etc de ‘contra indicaties’ noemen. Indicaties van geen ondernemerschap, dus contra. En de criteria die ondernemerschap aantonen de primaire indicatoren. Want nu maakt de term contra indicatie al duidelijk dat er een omgekeerde bewijslast is. Je bent werknemer, tenzij. Terwijl de meer dan miljoen mensen die al ondernemen moeten horen: je bent ondernemer, mits je binnen deze regels blijft.

  2. Even de film terugspoelen naar 2016, dat wordt straks immers opnieuw de basis: wanneer er buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, waarschijnlijk omdat het werkgeversgezag minder duidelijk aanwezig is, dan wordt een overeenkomst van opdracht al snel een fictieve dienstbetrekking (op meer dan 1 dag per week werkzaam, gedurende langer dan een kalendermaand, tegen 2/5e van het WML). Tenzij de opdrachtnemer ondernemer is (dat wordt dan de contra-indicatie). Alleen het ondernemerschap voor de IB wordt voor een zelfstandige zonder materiële onderneming ex post bepaald. Een opdrachtgever kan dus niet toetsen of in het jaar waarin de opdracht wordt uitgevoerd de opdrachtnemer ondernemer voor de IB is. Bij invoering van de Wet DBA moest er daarom halsoverkop een AmvB komen om de fictieve dienstbetrekking uit te kunnen sluiten in de modelovereenkomsten van opdracht… Hoe gaat dat dan straks?