Maandelijkse archieven: oktober 2019

“Ik hoop dat deze affaire mensen aan het denken zet”. De ‘Perfect Storm’ die leidde tot het faillissement van TCP Nederland

Twee maanden geleden werd bekend dat er problemen waren rondom ING en haar contractbeheerder TCP. TCP was niet in staat de facturen van zp’ers die bij ING werken maar bij hen onder contract stonden te betalen. Ruim een maand later bleek dat de negatieve spiraal waarin TCP was terechtgekomen de Nederlandse activiteiten de kop te kosten. Eerst ging TCP Direct failliet, later volgden de overige drie Nederlandse bv’s.

Een enorme betalingsachterstand van uitzender DeGraaf Contracting, een kredietlijn door RBS die als gevolg daarvan bevroren werd, terugtrekkende klanten en het verliezen van de NEN-certificering waren elkaar versterkende ingrediënten die de organisatie uiteindelijk te veel werden. Nu, weer een maand verder, blikken we met mede-eigenaar en CSO Evert van der Weijden en managing director Rick Schevers terug op een ‘Perfect Storm’.

Halfslachtig

Een van de grote vragen die de hele affaire oproept is hoe het mogelijk is dat Otto Cornelissen en zijn bedrijf DeGraaf Contracting überhaupt zo lang probleemloos zaken kunnen doen op de Nederlandse markt, vinden Schevers en Van der Weijden. Het Financieele Dagblad publiceerde vorige maand een artikel over Cornelissen, waarin wordt gemeld dat Cornelissen ‘al jaren tientallen schuldeisers achter zich aan heeft wegens een reeks dubieuze faillissementen via plof-bv’s.’

Rick Schevers: “In vergelijking met andere landen in Europa is dat raar. In België moet je aantonen dat je zo’n onderneming kunt runnen. Als uitzendbedrijf moet je voor een commissie komen die voor de helft bestaat uit vakbondsmensen. In Duitsland is een vergunningenstelsel met een zero tolerance-beleid ten aanzien van bestuurders die verantwoordelijk zijn. Als je doelbewust je belasting niet betaalt ga je de bak in. Dat is toch een hele andere benadering, en daarmee voorkom je wildgroei. De aanpak in Nederland is veel te halfslachtig. Ik hoop dat deze affaire mensen aan het denken zet en dat er feitelijk dingen gaan veranderen. Geef de ABU een mandaat om zelfregulering toe te passen. En als de ABU dat mandaat krijgt, moet de NEN ook mee.”

Evert van der Weijden: “Er moet een vorm van regulering komen die werkt. Je hebt nu aan de ene kant enorm veel regulering, er worden overal hekjes omheen gezet, maar al die regels lossen feitelijk niets op en DeGraaf kan keer op keer nieuwe certificeringen aanvragen en verkrijgen. Er moet veel meer gekeken worden naar de vraag wie iemand is als ondernemer, of hij al faillissementen op zijn naam heeft staan, hoe zijn ondernemersverleden eruit ziet. Zulke dingen komen in de keurmerken en certificeringen totaal niet naar voren.”

Er worden overal hekjes omheen gezet, maar al die regels lossen feitelijk niets op

Wat vinden Van der Weijden en Schevers van de kritiek dat TCP te gemakkelijk zaken is gaan doen met DeGraaf?  Van der Weijden: “Met de kennis van nu vraag ik me dat zelf ook regelmatig af. Aan de andere kant: Wat doe je op het moment dat je met iemand in zee gaat? We zijn gaan checken op certificeringen en dat was allemaal keurig in orde. Ook hebben we zekerheden gevraagd en gekregen middels een garantstelling van de holding Luxal Services SARL met een zichtbaar vermogen van vele miljoenen. De individuele kredietwaardigheidschecks waren ook prima. Dus alle boxjes waarop je een partij wilt afvinken waren in orde. We hadden meer te weten kunnen komen als we standaard naar alle partijen met wie we zakendoen veel meer vanuit wantrouwen zouden opereren. We kunnen nu veel dingen aan elkaar knopen die we toen nog niet wisten.”

Een tweede vraag die de affaire oproept is hoe het zover heeft kunnen komen dat DeGraaf nog een rekening van 8 miljoen euro bij TCP had openstaan. Hadden de alarmbellen niet al bij veel lagere bedragen moeten gaan rinkelen? Schevers: “We verlonen per maand 1,5 miljoen euro. Als je dan uitgaat van een door DeGraaf gewenste betaaltermijn van 90 dagen waar de contractuele afspraak 60 dagen was, dan heb je het al over 4,5 miljoen. Daar kwam nog een nafacturatie bij van vorig jaar en op die manier loopt het snel op. De situatie werd vooral ingewikkeld doordat we met een grote bak leugens het riet in zijn gestuurd. In januari hebben we om tafel gezeten omdat er een achterstand van 1,5 miljoen was ontstaan. DeGraaf gaf toen aan dat ze wachtten op een enorme teruggave van de Belastingdienst om aan ons door te  betalen. Dat verhaal bleek later grotendeels verzonnen te zijn.”

Onterecht beeld

Otto Cornelissen laat in een reactie weten zich totaal niet te herkennen in het over hem geschetste beeld. Volgens Cornelissen is het acute liquiditeitsprobleem waarmee TCP te maken kreeg ten onrechte op het bord van DeGraaf Contracting gelegd. Hij zegt: “De stelling had moeten zijn of TCP met hun ‘beperkte’ financiële middelen en beperkte kennis van de factor en uitzendbranche financieel en operationeel niet een te grote broek heeft aangedaan.” Cornelissen stelt dat het verhaal van Van der Weijden en Schevers veel “apert onjuiste feiten” bevat die tot doel hebben “een onjuiste suggestie te wekken.” Ook de bedragen die worden genoemd kloppen niet, aldus Cornelissen: “De rekensom is onjuist. Op basis van de op 31 juli 2019 gewezen uitspraak van de rechtbank was DeGraaf Contracting B.V. op die datum een bedrag van 2.650.000 euro aan TCP Payrolling and Consulting B.V. verschuldigd. Deze feiten stroken niet met het in de media geschetste beeld. Daar wordt gesproken over het onbetaald laten van circa 8 miljoen euro.

“De na-facturatie waaraan wordt gerefereerd is tot op de dag van vandaag door TCP nooit onderbouwd. Op 25 maart 2019 ontving DeGraaf Contracting B.V. out off the blue een na-facturatie over de 6 maanden samenwerking van 2018 waarvan het totaal bedrag maar liefs het immense bedrag van 2,4 miljoen bedroeg.”

Cornelissen zegt verder dat de ‘enorme teruggave’ door de Belastingdienst is geblokkeerd als gevolg van een foutieve wijze van facturatie door TCP. De constatering in het FD dat hij een serie dubieuze faillissementen via plof-bv’s op zijn naam heeft staan verwerpt hij eveneens:  “Deze blote stelling wekt bij de lezer de suggestie dat er bewust geacteerd is met als enige en bewuste doel niet te betalen. Keiharde aantijgingen dienen gepaard te gaan met keiharde bewijzen. Deze uitlatingen hebben geen ander doel dan mij in diskrediet te brengen. Deze werp ik dan ook verre van mij.”

Voor Schevers en Van der Weijden past de reactie van Cornelissen in het beeld dat ze van hem hebben. Evert van der Weijden: “Het is precies zoals die curator in het FD-artikel zegt. Hij (curator Michel Rompelberg, red.) noemt het de natuurlijke reflex van Cornelissen: rookgordijnen opwerpen en vol in de ontkenning.” Het bedrag van 2.650.000 euro dat Cornelissen vermeldt klopt niet en is ook een voorbeeld van zo’n rookgordijn, zegt Van der Weijden. Dat is namelijk het bedrag dat in artikel 5.1 van het vonnis kort geding vermeld staat. De facturen die in artikel 5.2 van het vonnis worden genoemd vormen samen ook een bedrag van ruim 3.340.000 euro, samen dus al een bedrag van 6 miljoen dat inmiddels volledig opeisbaar is, en daar komt de facturatie die na het kort geding is gedaan nog bovenop, legt hij uit.

Van der Weijden vervolgt: “Otto Cornelissen was er erg goed in om ons aan zijn kant te scharen. ‘We hebben samen een probleem en we moeten samen optrekken’, dat soort verhalen. Zo kocht hij tijd. We kregen ook informatie en cijfers te zien die suggereerden dat het bij DeGraaf crescendo ging. Toen we ontdekten dat er door Cornelissen stapje voor stapje een rookgordijn werd opgetrokken was het te laat.”

Oormerken

Vaak wordt in de verhouding zp’er – contractbeheerder  – opdrachtgever gewezen op de kwetsbare financiële positie van de contractbeheerder omdat die een betaaltermijn van de opdrachtgever als het ware moet overbruggen: Als de contractbeheerder de zp’er snel uitbetaalt maar zelf 60 of 90 dagen moet wachten, moet hij dus die bedragen – die vaak in de miljoenen lopen – voorschieten. Een van de bijzondere elementen in de TCP/ING-affaire was dat ING juist al wel de honoraria van de via TCP geplaatste zp’ers aan TCP had betaald. Ook dit element roept vragen op: Waar is dat geld gebleven? En zijn zulke betalingen niet te oormerken, zodat een betaling van een opdrachtgever alleen maar kan worden gebruikt voor het betalen van de zp’ers die voor die opdrachtgever werken?

Het antwoord waar het geld van ING is gebleven toont een volgende wrange realiteit in de affaire. Omdat TCP haar kredietlijn en crediteuren heeft verpand wordt het geld dat opdrachtgevers betalen namelijk niet overgemaakt naar TCP maar naar Royal Bank of Scotland (RBS). Daarom kon TCP het geld ook niet oormerken. Van der Weijden legt uit: “ING had al betaald, maar dat geld komt terecht op een rekening van  RBS.  Je moet dat zo zien: Die rekening van RBS biedt aan de ene kant een kredietfaciliteit en wordt aan de andere kant gebruikt om de betalingen van de inhurende partij te landen, zodat de lening weer naar 0 gaat. Zodra de lening op 0 stond heeft RBS de stekker eruit getrokken. Door deze actie kon er vervolgens geen krediet worden opgenomen om de ING-contractors te betalen.”

De opeenstapeling van gebeurtenissen hebben ze onder elkaar regelmatig als een ‘Perfect Storm’ getypeerd, vertellen Schevers en Van der Weijden. Eerst ontstonden de problemen bij DeGraaf. Voor RBS, dat sowieso al een strategische keuze wilde maken om afscheid te nemen van klanten van buiten het Verenigd Koninkrijk, waren de problemen met DeGraaf waarschijnlijk doorslaggevend in het kiezen van het moment om de stekker uit de kredietfaciliteit te trekken. Op de stroom van de ontwikkelingen verloor TCP ook haar NEN-certificering, waarna steeds meer klanten wegliepen. Uiteindelijk bleek de negatieve spiraal niet meer te keren en gingen – nadat eerst TCP Direct failliet ging – ook de overige Nederlandse bv’s van het bedrijf kopje onder.

Schevers en Van der Weijden hebben nog steeds het gevoel dat er mogelijk wat te redden was geweest als de Belastingdienst coulance had getoond. Tijd kopen bij de fiscus bleek onmogelijk en dat bleek uiteindelijk de genadeklap, zegt Schevers: “De Belastingdienst heeft zich ontzettend koel en formeel opgesteld en dat had niet gehoeven. Enige wil om mee te denken, enige vorm van ondernemerschap ontbraken daar volledig, en dat is frustrerend hoor. In 20 jaar draag je 100 miljoen af aan de Belastingdienst, altijd volgens het boekje en altijd stipt op tijd. Als je ze vervolgens één keer vraagt om mee te denken krijg je een figuurlijke dikke middelvinger.”

Beheer van geldstromen

Tot zover een reconstructie van de gebeurtenissen. Wat kan de branche volgens Schevers en Van der Weijden leren van hun ervaringen? Is een nieuwe TCP/ING-affaire in de toekomst te voorkomen? Wat zou er bijvoorbeeld kunnen veranderen in het beheer van de geldstromen? Schevers: “In payroll is het bijna onmogelijk om niet met funding te werken. En als je enige mate van krediet nodig hebt en dat klapt weg, dan sta je sowieso met je rug tegen de muur. Wat misschien zou kunnen werken is dat je gaat werken met een dekkingsgraad zoals de pensioenfondsen, maar dan wordt het veld wel waanzinnig veel verder verkleind. Dat zou leiden tot een branche waar je alleen kunt opereren als je heel groot of zeer kapitaalkrachtig bent of als je op de balans kunt laten zien dat je het al tien jaar doet met een eigen vermogen van 10 miljoen. Dan kun je dus 95 procent van de markt opdoeken en is er geen plek voor nieuwkomers.”

In payroll is het bijna onmogelijk om zonder funding te werken

Het wordt er niet leuker op in de Nederlandse flexbranche, vrezen de TCP-directeuren. Van der Weijden: “We staan midden in de bagger en stellen elkaar soms de vraag of we opnieuw in het Nederlandse domein zouden instappen. Maar er zijn momenteel zoveel onzekerheden waar niemand een antwoord op heeft. Neem de ontwikkelingen in wet- en regelgeving. Den Haag begrijpt niets van de WAB en jaagt zo’n wet er als een speer doorheen, zonder impactanalyse en zonder dat ze de definitie van payrolling kennen. Van hoeveel van die wetten is achteraf vastgesteld dat ze succesvol zijn geweest? Het zijn allemaal lapmiddelen, visieloos en niet faciliterend. Ik denk dan maak de vorm van werken ondergeschikt aan de visie die je wilt doorvoeren, maar daarvoor ontbreekt het lef. En neem al die certificeringen. Wij werden geschorst als lid van de SNA op hetzelfde moment dat Cornelissen zich opnieuw inschreef. Dat is toch wrang?  Als de dingen die wij bij TCP hebben meegemaakt ertoe leiden dat bij alle instanties die met wetgeving en certificering bezig zijn de wenkbrauwen gefronst worden zou dat in ieder geval nog een positief effect van deze hele affaire zijn.”

Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags , | 3s Reacties

Grootste uitzendbureaus krijgen grootste klappen

Uit de data van de ABU, de brancheorganisatie waar vooral de grotere uitzenders aan verbonden zijn, is te zien dat het aantal uren gemeten die uitzenders ‘verkopen’ al precies één jaar aan het dalen is. De daling van omzet is al ruim een half jaar (7 periodes) gaande, terwijl de marges bij de grotere uitzenders al jaren onder druk staan en dit voor enkele grote partijen al in 2018 en in de eerste kwartalen van 2019 tot verlies leidde op de Nederlandse markt (*)

Wanneer we vervolgens inzoomen op de ontwikkeling van het aantal openstaande vacatures (bron jobfeed.nl/bewerking Intelligence Group), een index die sinds 2013 -op een maand na- alleen maar omhoogging, zien we sinds juni 2019 een serieuze daling. Inmiddels is de krimp meer dan 20% ten opzichte van een jaar geleden en deze daling lijkt zich eerder te versnellen dan dat deze afvlakt. Bij de 25 grootste intermediairs -goed voor 50% van de vacatures in deze arbeidsbemiddeling- is deze daling groter en sneller dan bij de rest van de markt.

Krimp

Mede ingegeven door de krimp binnen de Duitse Industrie/Autobranche, zien we dat in de logistieke keten minder vraag is naar personeel en er wordt de flexschil afgebouwd. Dat het kommer en kwel is impliceert de roep van FME-voorzitter Ineke Dezentjé voor de herinvoering van de deeltijd WW. In de logistieke waardeketen gaat het vooral om volume recruitment die – al dan niet door MSP-constructies vormgegeven – veelal gevoed wordt door de grotere partijen. De contracten/SLA’s waaronder geleverd moet worden, zijn vaak tot de laatste cent uit onderhandeld en in sommige gevallen wordt er zelfs onder kostprijs geleverd. Een situatie die nu de economie vertraagt extra pijn doet, én met de invoering van de WAB nog veel meer pijn gaat doen. Dit omdat met name de grotere partijen problemen hebben om de extra kosten en risico’s die de WAB met zich meebrengt, (deels) te verleggen naar hun contractpartijen. Veel grote uitzenders zitten dan ook in hun maag met de wurgcontracten die ze zijn aangegaan, de overhead die ze ervoor hebben ingericht gecombineerd met de afnemende volumes en de introductie van de WAB. Vandaag is het prettiger om Calimero te zijn.

Transactie model = pijn. Service is fijn

Veel van de grote uitzenders zijn op het transactiemodel gaan zitten. Centraliseren van vestigingen, inzetten op het verder specialiseren van onderdelen uit het recruitmentproces (sourcing, arbeidsmarktcommunicatie, assessments e.d.) en het automatiseren en digitaliseren zodat één intercedent/consultant veel meer uren kan wegzetten in de markt en meer en meer vertrouwt op systemen. De ingeslagen ontwikkeling kan alleen renderen bij hoge volumes en veel transacties (het transactie model/Excel Recruitment). Dat betekent veel inzet op tech en de menselijke touch er zoveel mogelijk uithalen. Lees: no touch. CV’s zijn commodities, en sollicitanten/opdrachtnemers mogen niet veel meer dan een paar euro’s per sollicitatie kosten (en dat doen ze dan ook!). In plaats van plofkippen, is hier sprake van ‘plofsollicitanten’.

Klein versus groot

Daar tegenover staan de kleinere en mid-sized bureaus die – waar de grote bureaus hun regionale vestigingen sluiten – extra lokale vestigingen openen. Bureaus die inzetten op service, het kennen van de kandidaat én de opdrachtgever/werkgever, oog hebben voor de menselijke maat en praten en acteren op het gebied van candidate experience. Het gaat hier zelden om toeleveranciers van MSP-constructies en/of grote volume recruitment projecten van enkele honderden uitzendkrachten/gedetacheerden. Het servicemodel maakt dat er vele hogere marges worden gemaakt, waarbij sommige partijen hun klanten zoveel ‘ontzorgen’ dat van een gezonde zakelijke relatie nauwelijks nog sprake is. Veranderingen in de economie hebben kleinere effecten op de business én de WAB leidt tot veel minder zorgen aangezien door de high touch relatie de kosten en risico’s makkelijker kunnen worden uitgelegd en verlegd. Daarbij is het ook interessant om te zien dat juist een aantal mid-sized bureaus in staat zijn om tech en touch heel concreet met elkaar te verbinden, o.a. door de implementatie van recruitment automation, data en verdere specialisaties binnen bepaalde recruitmenttechnieken. De stagnerende economie zal bij uitstek een kans van hen zijn om marktaandeel en omzet te winnen, daar waar de ‘grotere’ jongens vooral intern gericht zullen zijn met reorganisaties en schadebeperking. Derhalve is vandaag het servicemodel vooral fijn.

(*) het gaat hier om de uitzendmarkt en niet om andere gebieden zoals zp-bemiddeling en detachering, redactie ZiPconomy

Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags , | Laat een reactie achter

Van vakbond naar vakvereniging en craft society

De traditionele rol van vakbonden raakt uitgespeeld in Nederland. De vakbonden zien hun ledenaantallen al jaren in groten getale terug lopen. De organisatiegraad van werknemers tussen de 15 en 65 jaar is in 2019 op een dieptepunt geraakt en is sinds 1988 niet zo laag geweest. Vakbonden zijn opgekomen in de 19e eeuw en groot geworden in 20e eeuw. Door de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt en de veranderende arbeidsrelaties hebben zij in hun huidige vorm geen toekomst meer. Maar hoe kunnen zij zich transformeren, zodat ze nog wel van toegevoegde waarde zijn en bestaansrecht hebben?

Heeft de cao nog toekomst?

De cao zoals wij die nu nog kennen, is een gedateerd construct. De vakbonden van nu houden er krampachtig aan vast, omdat het nog het enige fundament is voor een positie als vertegenwoordiger van werknemers. De vraag is echter in hoeverre een vakbond nog recht van spreken heeft aan de onderhandelingstafel. Feit is dat vakbonden een steeds lagere dekkingsgraad hebben en bij veel organisaties al lang niet meer kunnen leunen op een brede achterban. Niet voor niets proberen vakbonden de scope van de cao’s te verbreden, door die ook van toepassing te verklaren op zelfstandige professionals[1]. In de creatieve sectoren, zoals de grafische media en de dans- en theatersector, is dat gelukt[2]. De ontwikkeling stuit op veel verzet van de belangenvereniging van zelfstandigen in Nederland. Het kan toch niet zo zijn dat werknemers en werkgevers de regels voor zelfstandigen (ondernemers) bepalen?!. Dat is natuurlijk ook een kromme situatie. Bovendien staat het haaks op de gehele maatschappelijke tendens tot individualisering, waarin juist de ruimte voor meer eigen verantwoordelijkheid centraal staat. Is het dan niet zaak dat te stimuleren, in plaats van in te perken? Het ritme van de tijd vraagt nu eerder om raamwerken met keuzevoorzieningen, zodat werknemers de mogelijkheid hebben om binnen het palet van arbeidsvoorwaarden tot maatwerk te komen. Voor de toekomst is te voorzien dat individuele afspraken de overhand krijgen. Dat betekent concreet: individuele arbeidsovereenkomsten met maatwerk voor de medewerkers/professionals in loondienst en overeenkomsten van opdracht voor zelfstandige professionals met tarieven die zijn afgestemd op de werksoort en op de ontwikkelingsfase van de zelfstandige professional in kwestie. 

De vakvereniging van de toekomst

In Angelsaksische landen is het concept ‘organising’ geïntroduceerd om de dalende organisatiegraad van vakbonden tegen te gaan. Het houdt in dat de vakbond zich richt op een bepaalde beroepsgroep, daar leden werft en hen beweegt tot actieve participatie vanaf de werkvloer om tot oplossingen van problemen te komen[3]. ‘Organising’ richt zich met name op de onderkant van de arbeidsmarkt. In Nederland is dit concept zeer succesvol in de schoonmaakbranche.

Vakbonden zijn genoodzaakt (meer) te gaan samenwerken met werkgevers- en brancheverenigingen en daar allianties mee aan te gaan. Samen kunnen zij de vakvereniging van de toekomst vormen. In de vakvereniging van de toekomst staan de huidige vakbonden, werkgevers- en brancheverenigingen zij aan zij in plaats van dat zij in ‘wij-zij’-termen denken, (in de meeste gevallen) tegenover elkaar staan en het schaakspel spelen. Immers, (zelfstandige) professionals kunnen prima zelf hun boontjes doppen en hebben steeds minder ondersteuning nodig om hun arbeidsvoorwaarden of tarief uit te onderhandelen met een werkgever of opdrachtgever. Mocht ondersteuning toch gewenst zijn, dan wenden ze zich tot een expert op dat gebied en die is in de meeste gevallen niet verbonden aan een vakbond. Wel hebben (zelfstandige) professionals in toenemende mate behoefte aan ondersteuning in het bijhouden van de ontwikkelingen op het vakgebied. Verenigingen die het vak centraal stellen en zich richten op het delen van de ontwikkelingen in het vak door bijvoorbeeld congressen, workshops en dergelijke voor hun leden te organiseren, zullen het dan ook goed doen bij (zelfstandige) professionals. Kortom: vooral kleinere en specifieke ‘vakverenigingen’ die zich organiseren en opstellen als organisaties van vakgenoten, hebben toekomst[4].

De vakvereniging van de toekomst, dus de samenwerkende partijen zoals hierboven uitgelegd, voert de sociale dialoog en kijkt daarbij vooruit, wetende dat globalisatie en innovatie onafwendbare factoren zijn, die het werken in onze eeuw gestalte zullen geven[5]. De vakvereniging van de toekomst zit per branche aan tafel met werkgevers. Ze richten zich op de ontwikkeling van duurzame inzetbaarheid van werkenden over de grenzen van organisaties heen. Dat betekent dat zij zich richten op de belangen van zowel medewerkers in loondienst als van zelfstandigen. Zij nemen beider belangen serieus, evenals de belangen van de werkgever. Op die manier dragen vakverenigingen bij aan de ontwikkeling van gezonde organisaties. Velen beschouwen een organisatie als gezond, als zij in staat is zich telkens weer zodanig te vernieuwen dat zij continuïteit in haar bestaansrecht borgt en de concurrentie op de markt aankan. Echter, duurzaam succes vereist solide leiderschap, een open cultuur en een lerende omgeving[6]. In een gezonde organisatie ontplooien talenten zich en zijn zij breed inzetbaar, binnen en buiten de eigen organisatie. Ze bewegen zich, ongeacht hun leeftijd, gemakkelijk op de arbeidsmarkt en zijn daarmee life-time employable oftewel fit for the future. Dat is dé missie van de vakverenigingen van de toekomst! 

Craft-society

Het is van belang dat vertegenwoordigers van de vakverenigingen van de toekomst ook landelijk een rol spelen en invloed hebben op de sociale agenda van Nederland[7]. Zij kunnen een craft-society vormen, een club die innovatief en creatief is, ‘out of the box’ meedenkt met politieke leiders en op constructieve wijze bijdraagt aan de sociale innovatie van Nederland. Zij hebben de borging van een menswaardig bestaan hoog in het vaandel staan, stimuleren de opbouw van duurzame arbeidsrelaties, zetten aan tot de ontwikkeling van gezonde toekomstbestendige organisaties en zorgen voor een rechtvaardig systeem. De craft-society is geënt op co-creatie en behartigt de belangen van werkgevers, werknemers en van zelfstandigen. Het is een krachtige denktank op landelijk niveau, waarbij vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en zelfstandigen blijk geven van gedeeld leiderschap en samen met de politiek vormgeven aan de toekomst van Nederland[8]. Dit blog geeft suggesties hoe vakbonden zichzelf kunnen innoveren om toekomstbestendig te zijn.

De inhoud van deze blog is gebaseerd op het boek ‘Dansend naar de toekomst. Perspectief voor werkgevend en zelfstandig professioneel Nederland’ van R. Lenssen en K. Manuel (2016).

[1] Vgl. Sociaal Economische Raad, 2013

[2] www.caocreatieveindustrie.nl en www.napk.nl

[3] Van Klaveren en Sprenger, 2010

[4] Duijvendak, 2013

[5] Blanpain, 2012

[6] Lencioni, 2013

[7] Duijvendak, 2013

[8] Vgl. Dijkstra en Feld, 2011

Geplaatst in Toekomst van Werk | Tags , | 2s Reacties

Concept wetsvoorstel Zelfstandigenverklaring online. Alternatief voor Wet DBA.

De internetconsultatie ‘Wet minimumbeloning en zelfstandigenverklaring’ is begonnen. Vanaf nu is de conceptwetgeving publiek en kunnen mensen reageren. Deze consultatie staat zes weken online en eindigt op 9 december.

Het conceptwetsvoorstel Zelfstandigenverklaring laat zien hoe het kabinet invulling geeft aan de plannen uit het regeerakkoord voor een zogenaamde opt-out. Zo staat erin dat zzp’ers die meer dan 75 euro per uur verdienen onder bepaalde voorwaarden een zelfstandigenverklaring kunnen gebruiken. Hiermee spreken opdrachtgever en opdrachtnemer vooraf af dat de opdrachtnemer als zelfstandige werkt.

Ook de concepttekst van de Wet minimumbeloning zelfstandigen staat voor consultatie online. Die wet moet zorgen dat alle zzp’ers minstens 16 euro per uur verdienen. De wetten moet in 2021 van kracht worden.

Geen consultatie over de webmodule

De webmodule voor opdrachten met uurtarieven tussen de 16 en 75 euro is geen onderdeel van de internetconsultatie. De reden hiervoor is dat internetconsultatie alleen gaat over wetgeving en dat voor de webmodule geen wetgeving nodig is.

Zekerheid vooraf

Het kabinet wil zzp’ers met een tarief boven de 75 euro per uur meer ruimte geven om te ondernemen. Zij kunnen straks kiezen voor een zelfstandigenverklaring. Hiermee kunnen ze vooraf met hun opdrachtgever afspreken dat ze als zelfstandige werken.

Om de zelfstandigenverklaring te kunnen gebruiken, is een inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KVK) nodig. Als de opdrachtgever en opdrachtnemer aan alle voorwaarden voldoen, lopen zij maximaal een jaar geen risico op naheffingen zoals de loonheffing. Ze krijgen zoveel mogelijk zekerheid over arbeidsrechtelijke gevolgen, pensioen en cao-bepalingen.

Eenvoudig voorstel

De voorstellen rondom de zelfstandigenverklaring lijken redelijk simpel: zelfstandigen met een inschrijving bij de KVK kunnen met hun opdrachtgever een verklaring opstellen. In de wettekst staat:

“Een verklaring van een werkverstrekker en een werkende dat zij willen dat de rechtsgevolgen van een geldige zelfstandigenverklaring als bedoeld in artikel 2 ten aanzien van de loonbelasting, de inkomstenbelasting, de premie voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet, de werknemersverzekeringen en het arbeidsrecht op hun arbeidsrelatie van toepassing zijn.”

Eenvoudig gezegd: de opdrachtgever heeft een garantie dat zelfstandige achteraf niet als werknemer gezien wordt en zo gevrijwaard van het
afdragen en voldoen van de loonheffingen. De zelfstandige kan – als hij werkt met zo’n verklaring – achteraf geen beroep doen op arbeidsrechtelijke zaken. Arbeidsrechtelijke zaken die een gevolg zijn van Europese regels – zoals de verplichting van doorbetaling bij vakantie – vallen buiten deze ‘opt-out’. Daar kan een zelfstandige dus eventueel wel aanspraak op maken.

Maximaal een jaar

De garantie die de zelfstandigenverklaring geeft, geldt voor maximaal 1 jaar. Na dat jaar vervalt de verklaring. Na zes maanden kunnen een zelfde opdrachtgever en opdrachtnemer weer zo’n verklaring opstellen. Ook als je voor een andere juridische entiteit binnen hetzelfde concern gaat werken, moet je minstens zes maanden wachten voordat je een zelfstandigenverklaring kunt afsluiten.

Langer inhuren met de webmodule

Dat wil niet zeggen dat de opdrachtgever dezelfde zelfstandige niet langer dan een jaar mag inhuren. Maar de opdrachtgever zal dan op een andere manier zekerheid vooraf willen organiseren. Dat kan via de webmodule, die medio 2020 beschikbaar komt, de huidige modelovereenkomsten die kwamen met de Wet DBA of bijvoorbeeld via vooroverleg met de Belastingdienst.

Overigens is het werken met een zelfstandigenverklaring – net als de modelovereenkomsten – niet verplicht. Indien een opdrachtgever geen twijfels heeft over het feit dat iemand een ondernemer is, dan kan er ook gewerkt worden zonder zelfstandigenverklaring of webmodule.

Dat was ook bij de Wet DBA zo. In de praktijk bleek toen wel dat veel opdrachtgevers toch het zekere voor het onzekere namen. Ze maakten massaal gebruik van de modelovereenkomst bij het inhuren van zelfstandigen.

Uurtarief is geen factuurtarief

De zelfstandigenverklaring kan opgesteld worden indien er meer dan 75 euro per uur ‘verdiend’ wordt, zo schrijft het kabinet in een persverklaring. Ongeveer 15 procent van alle ingehuurde zelfstandigen werken met een tarief van meer dan 75 euro per uur.

Maar dat uurtarief is niet per se gelijk aan het gefactureerde bedrag. Het gaat om het netto uurtarief (dus exclusief btw), inclusief voorbereidingstijd en min eventuele materiaalkosten.

In het wetsvoorstel staat er verder niets over, maar we kunnen aannemen dat het gaat om het tarief tussen de zelfstandige en zijn juridische opdrachtgever. Als de zelfstandige bemiddeld wordt door een bureau, gaat het dus om het tarief dat de zelfstandige factureert aan het bureau. Niet het tarief dat het bureau bij de opdrachtgever in rekening brengt. Mogelijk gaan bureaus er deels voor kiezen om hun factuurstroom anders in te richten.

Webmodule

De webmodule staat niet in dit wetsvoorstel genoemd, want daarvoor is geen wetswijziging nodig. Het risico daarvan is dat de webmodule zo onder de politieke radar blijft. En dat terwijl hij een veel groter deel van de ‘inhuur-markt’ raakt dan het mininumtarief en de zelfstandigenverklaring.

Inmiddels zijn de vragen uit de webmodule getoetst bij opdrachtgevers en brancheorganisaties. En die toets leverde zeer kritische feedback op. De webmodule zou per 1 januari 2020 beschikbaar komen, maar is uitgesteld.

Of een zelfstandige een opdracht mag uitvoeren, zal in grote mate afhangen van de wegingsfactoren van de vragen. Die wegingsfactoren zijn in de proefperiode nog niet bekend gemaakt.

Consultatie

Iedereen mag nu reageren op de conceptwetsvoorstellen. Minister Wouter Koolmees benadrukte in een overleg met het werkveld onlangs dat hij de respons op de internetconsultatie serieus neemt. Zeker als deskundigen problemen of omissies aantonen.

Het is daarom vanuit de inhuurbranche (opdrachtgever – leverancier – vereniging) zeker te overwegen om individueel of in groepsverband met een reactie op de conceptwetgeving te komen.

De internetconsultatie is hier te vinden.

Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags | 28s Reacties

Stichting van de Arbeid nodigt zzp-organisaties uit voor overleg verplicht AOV

Op donderdag 21 november 2019 organiseert de Stichting van de Arbeid een bijeenkomst met zelfstandigenorganisaties over een verzekeringsplicht voor zelfstandigen tegen het risico van arbeidsongeschiktheid.

In het pensioenakkoord hebben kabinet, werkgevers- en werknemersorganisaties afgesproken dat er een verzekeringsplicht voor zelfstandigen tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico komt. Minister Koolmees (SZW) heeft de Stichting van de Arbeid – het landelijke overlegorgaan van sociale partners -gevraagd om begin 2020 met een voorstel te komen voor de invulling van deze verzekeringsplicht.

Op dit moment verkent de werkgroep Sociale Zekerheid en Zorg van de Stichting op welke wijze, binnen de kaders van het Pensioenakkoord, invulling gegeven kan worden aan een betaalbare en toegankelijke verzekeringsplicht voor zelfstandigen tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico. In deze werkgroep zitten vertegenwoordigers van de vaste partijen uit de polder zoals die ook in de SER vertegenwoordigd zijn: VNO-NCW, MKB NL, LTO, FNV, CNV en VCP. Voor deze werkgroep is de delegatie aan werkgeverszijde aangevuld met een vertegenwoordiger van het PZO en aan werknemerszijde met een vertegenwoordiger van FNV Zelfstandigen.

De Stichting van de Arbeid laat nu weten het van belang te vinden om “zelfstandigenorganisaties die niet vertegenwoordigd zijn in de werkgroep de gelegenheid te geven hun visie op de vormgeving van de verzekeringsplicht kenbaar te maken. Hiertoe zal op 21 november a.s. een bijeenkomst worden georganiseerd.” De zelfstandigenorganisaties zijn uitgenodigd om dan te komen of kunnen zich hier aanmelden.

Stichting van de Arbeid gaat verder informatie ophalen bij het ministerie van SZW, UWV, het Verbond van Verzekeraars, de Kroonleden van de SER en schenkkringen, zoals broodfondsen. Ook bekijkt ze – in opdracht van de Minister – of er uitzonderingen moeten komen voor de verplichting voor verzekeringen, bijvoorbeeld als iemand al een beter ‘passend arrangement’ heeft.

Geplaatst in ZP en Ondernemen | Laat een reactie achter

Vlaams/Nederlands debat: Sociale zekerheid in een moderne arbeidsmarkt

Het aantal freelancers groeit in Vlaanderen de laatste jaren harder dan in Nederland. Het aantal mensen dat werk in traditioneel dienstverband combineert met ondernemerschap groeit nog sneller. Aan beide kanten van de grens.

De zoektocht naar een nieuwe balans tussen individuele ruimte en solidariteit, tussen persoonlijke verantwoordelijkheden en collectieve zekerheid, speelt in veel landen en zeker ook in Nederland en België. Het is een centrale vraag voor de Commissie Borstlap hier in Nederland, maar ook een thema dat actueler wordt in België en elders in Europa. Terwijl wetgeving en het sociaal zekerheidsstelsel per land zeer verschilt, zeker ook tussen België en Nederland.

Hoe geef je ruimte aan individuen, maar bescherm je ook kwetsbare groepen? Wat mogen we van Europa verwachten en waar beperkt de EU juist de ontwikkeling van een modern arbeidsmarktbeleid?

Deze ‘grote thema’s’ stonden centraal tijdens de tweede debatavond die NextConomy en ZiPconomy samen met debathuis deBuren organiseerde. We gingen over deze onderwerpen in gesprek met Maggie De Block, de liberale minister van Sociale Zaken van België (met een voor Nederlandse begrippen verrassend standpunt), EU parlementslid voor de PvdA (en oud vakbondsleider) Agnes Jongerius, Roos Wouters van de Werkvereniging, Monica De Jongh, directeur van de Vlaamse werkgeversorganisatie VBO en Paul Schoukens, hoogleraar Sociaal Zekerheidsrecht in zowel Leuven als Tilburg.

België en Nederland: verschillen en overeenkomsten

Er zijn tussen Nederland en België grote institutionele verschillen op sociaal verzekerings- en fiscaal terrein. Ondanks die verschillen, lopen ook veel zaken gelijk: het aantal freelancers, type werkzaamheden, de motieven (vakmanschap, vrijheid, flexibiliteit) en de hoge mate van tevredenheid bij de meerderheid van deze freelancers. Ook de schaduwzijden zijn vergelijkbaar zoals misbruik van statuut, kwetsbare groepen, ontbreken van onderhandelingsmacht. Met de debatten brengen we inzichten uit beide kanten van de grens bij elkaar.

  • Lees ook dit artikel  over het verschil in debat tussen Nederland en Vlaanderen, door Hugo-Jan Ruts

Interviews met deelnemers debat: 


Twee panels, twee stellingen

We lieten twee panels aan het woord, met deskundigen uit beide landen, elk met een heel andere politieke kleur of achtergrond:

Panel 1

Stelling: Moet de EU een leidende rol spelen in de regulering van de freelancemarkt?

De Belgische liberale minister van Sociale Zaken en het socialistische EU-parlementslid uit Nederland, oud-voorzitter van een vakbond bovendien, waren het verrassend vaak met elkaar eens. Behalve misschien op het thema dat we hen voorhielden: is het aan de EU of aan de landen zelf om het voortouw te nemen over de regels die gelden op de ‘flexibele arbeidsmarkt’?

Panel 2

Stelling: Zijn freelancers micro-ondernemers of modern werkenden?

Een hoogleraar sociaal verzekeringsrecht, een voorvrouw van een werkgeversorganisatie en een ‘aanjager’ van een nieuwe beweging van ‘werkenden’ gingen, ook met de zaal, in gesprek over wat een freelancer nu in de kern is: een modern flexibel werkende of een mirco-ondernemer. Of misschien toch alle twee tegelijk.

#1 Moet de EU een leidende rol spelen in de regulering van de freelancemarkt? 

EU-parlementslid Agnes Jongerius is stellig: “De EU zál een leidende rol spelen, hierover zit de commissie momenteel midden in de hoorzittingen. We streven dan ook naar een basisbescherming voor freelancers. Al is dit een moeilijk proces doordat de groep freelancers zo divers is. Wie zijn de freelancers precies? Het is een discussie die al lang speelt. Ook op lokaal niveau. Veel lidstaten schuiven de definiëring van de verschillende groepen dan ook graag door.”

Deze slideshow vereist JavaScript.

Grote verschillen per land

Minister Maggie De Block pleit voor minimale richtlijnen door de EU, maar vindt dat de lidstaten lokaal de verantwoordelijkheid moeten opnemen, aangepast aan de welvaart van het land. “Je kan geen eenheidsworst maken van de statuten binnen de EU. De situaties van de verschillende lidstaten liggen te ver uiteen. De lidstaten hebben elk andere types economieën. Daarom is er vrijheid en verantwoordelijkheid nodig voor de lidstaten individueel.” De Block ziet het liefst alle statuten convergent naar elkaar toegroeien zodat gemengde loopbanen mogelijk zijn met dezelfde rechten voor iedereen. “Wie wil ondernemen moet dat kunnen zonder wakker te liggen van de sociale rechten die hij zou verliezen. Je hoeft niet tegen je goesting ambtenaar te blijven. Een keuze maken voor een bepaald statuut aan het begin van je carrière en daar je hele loopbaan aan vasthouden is niet meer van deze tijd.”

Een keuze maken voor een bepaald statuut aan het begin van je carrière en daar je hele loopbaan aan vasthouden is niet meer van deze tijd.

Eenzelfde benadering voor alle werkenden

Jongerius sluit zich aan: “Sociale bescherming wordt in cao’s geregeld. Weinig mensen blijven nog een hele loopbaan in dezelfde sector, bovendien verandert ook het werk binnen de sectoren. Collectief onderhandelen en collectieve voorwaarden afdwingen is voor zelfstandigen dan weer in strijd met het mededingingsrecht. Gooi alles op een hoop, beter dan verschillende definities te maken van zelfstandigen.”

Basisbescherming voor iedereen

“Belangrijk is om een onderscheid te maken tussen sociale bescherming en het arbeidsrechtelijk statuut. Sociale bescherming is nodig voor iedereen ongeacht het arbeidsrechtelijk statuut”, volgens de liberale minister. Daarom ijvert de minister voor het cappuccinomodel: een basislaag sociale bescherming waarop iedereen recht heeft zoals leefloon, ziekteverzekering en kinderbijslag. Een extra laag bescherming door een werkverzekering, enkel voor wie gewerkt heeft: zoals de werkloosheidsuitkering, arbeidsongeschiktheid, pensioen en opleidingsbudget. En daarbovenop de individuele verzekering. Volgens De Block kan het cappuccinomodel in tien jaar tijd gerealiseerd worden in België. “Moeten we de sociale bescherming dwingend maken? Ik geloof dat mensen op dat vlak soms tegen zichzelf beschermd moeten worden. Het is belangrijk om iedereen al vroeg bewust te maken van sociale bescherming, zelfs al van op de schoolbanken. Zo komen mensen nog al te vaak in de problemen door bijvoorbeeld deeltijds te werken, onvoldoende wetende wat de gevolgen zijn voor hun sociale zekerheid.

Moeten we de sociale bescherming dwingend maken? Ik geloof dat mensen op dat vlak soms tegen zichzelf beschermd moeten worden.

Opdrachtgevers maken freelancers kwetsbaar

De valkuil voor freelancers zit volgens Jongerius vaak bij bedrijven die kiezen onder welk statuut iemand voor hen komt werken. Daarmee verwijst ze naar de platformen die freelancers vaak in een kwetsbare positie duwen. Een stelling die doorheen de hele debatavond terugkomt door de verschillende panelleden. “Mensen moeten individueel de keuze kunnen maken voor welke werkvorm ze kiezen”, aldus Jongerius.

De valkuil voor freelancers zit vaak bij bedrijven die kiezen onder welk statuut iemand voor hen komt werken.

Bijverdienen in België beter geregeld

De Block: “In België hebben we al belangrijke stappen gezet voor mensen die willen bijverdienen. Zo hebben we op het niveau van de platformen de erkenning ingevoerd waarbij platformen moeten voldoen aan transparantievoorwaarden. We werkten een systeem uit van ‘beperkt bijverdienen’ via platformen. Daarnaast implementeerden we het systeem van flexijobs. Beide systemen zijn er voor wie al sociaal beschermd is door een vaste baan en minstens 4/5 werkt.”

Conclusie:

De socialistische kant van de liberale minister inspireert Jongerius. Waar De Block haar sociale gezicht liet zien, hoorden we van Jongerius eerder een liberale insteek door te stellen dat de keuze voor een statuut een individuele keuze zou moeten zijn.

#2: Zijn freelancers moderne werkenden of micro-ondernemers.

Professor Schoukens kadert: “Dit is een belangrijke discussie met verstrekkende arbeidsrechtelijke gevolgen. Vandaag hebben we werknemers en zelfstandigen. Maar binnen die groepen gedragen werkenden zich nog eens verschillend. Zo heb je werknemers die zich eigenlijk als zelfstandige gedragen en zelfstandigen die zich als werknemers gedragen, bijvoorbeeld wanneer ze zich sterk aan één bepaalde opdrachtgever binden.

Vertrek van wat mensen nodig hebben

Voor Roos Wouters is het duidelijk. Zij pleit resoluut voor de benadering ‘modern werk’. Wouters: “Het maakt niet uit over welke manier van werken het gaat. Neem de mensen en hun noden als basis, niet de arbeidsrelatie. De modern werkende kiest onafhankelijk op basis van wat hij of zij leuk vindt of nodig heeft. Dat valt niet in een vakje te steken. Wat hebben mensen nodig op een arbeidsmarkt? Flexibiliteit. Door de grote verschillen in sociale bescherming in Nederland is deze manier van kiezen nu niet mogelijk. Integendeel, er ontstaat steeds meer polarisatie tussen twee groepen: zij die met een vast contract werken en de zzp’ers.”

Het maakt niet uit over welke manier van werken het gaat. Neem de mensen en hun noden als basis, niet de arbeidsrelatie.

Huidige regelgeving is duidelijk genoeg

Monica De Jonghe grijpt terug naar de huidige regelgeving in België. Die is volgens De Jonghe heel helder: “De wet Aard Arbeidsrelaties is duidelijk. Over die regelgeving werd recent nog gedebatteerd met de sociale partners in functie van de digitalisering en evoluties van deelplatformen. Alle partijen zijn het erover eens dat de criteria eenduidig zijn om te bepalen of we over zelfstandigen of over werknemers spreken.”

Andere benadering voor zelfstandigen nodig

“Toch is er een belangrijke groep kwetsbare zelfstandigen en is gelijke sociale bescherming aan de orde,” reageert professor Schoukens, “maar het systeem van werknemers gelijkstellen voor zelfstandigen is geen oplossing. Zo is inkomensverlies voor zelfstandigen veel moelijker vast te stellen dan bij werknemers. Wat is het inkomensverlies voor zelfstandigen bijvoorbeeld bij ziekte? Wel haalbaar is een systeem van tijdelijke werkloosheid voor zelfstandigen dat tijdelijk inkomensverlies compenseert, denk maar bij situaties zoals bijvoorbeeld wegenwerken. Ook belangrijk: wanneer we nadenken over bescherming voor zelfstandigen, moet dat gelden voor álle zelfstandigen, ook voor diegene met een hoger inkomen, want zij dragen immers het systeem.”

Ook belangrijk: wanneer we nadenken over bescherming voor zelfstandigen, moet dat gelden voor álle zelfstandigen, ook voor diegene met een hoger inkomen, want zij dragen immers het systeem.

Betaalbaarheid op lange termijn

De Jonghe: “De voorbije jaren zijn de verschillen in sociale bescherming tussen werknemers en zelfstandigen al grotendeels weggewerkt. Bezorgdheid moet vooral zijn: wat is de houdbaarheid en kostprijs van ons sociaalzekerheidssysteem? We moeten manieren zoeken om het systeem haalbaar te houden.”

Veranderen om te behouden

Volgens professor Schoukens is het niet nodig om de sociale zekerheid her uit te vinden, maar wel aan te passen aan de ontwikkelingen die vandaag bezig zijn. “Als je alles wil houden zoals het is, moet je alles veranderen”, stelt hij.

Overleg met zelfstandigen zelf

In Nederland zorgt de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) dan weer voor voor- en tegenstanders. Roos Wouter kant zich fel tegen het voorstel. “De AOV wordt opgedrongen door de vakbonden, terwijl zelfstandigen er zelf niet om vragen. Bovendien zal een verzekering voor sommigen te duur zijn om te betalen, terwijl anderen al een sluitende eigen verzekering hebben.’ Het zit Wouters vooral dwars dat dit soort maatregelen zonder overleg met zelfstandigen wordt doorgevoerd en met verkeerde argumenten. Ook de bezorgdheid over de ‘kwetsbare zelfstandigen’ of zoals Wouters ze noemt, de ‘werkende armen,’ schiet naar eigen zeggen eigenlijk de essentie voorbij. “Het zijn opdrachtgevers die de boel uitbuiten, eigenlijk zijn het rotwerkgevers. Het is aan de overheid om deze vormen van schijnzelfstandigheid aan te pakken. Maar in plaats daarvan krijgen zelfstandigen steeds meer nieuwe regels opgelegd die hen belemmeren in ondernemen.

Het zijn opdrachtgevers die de boel uitbuiten, eigenlijk zijn het rotwerkgevers. Het is aan de overheid om deze vormen van schijnzelfstandigheid aan te pakken.

Conclusie?

De arbeidsmarkt, zowel in België als in Nederland, evolueert in razendsnel tempo. Zowel jobs veranderen als loopbanen evolueren, met flexibiliteit en digitalisering als motor voor verandering. Het arbeids- en socialezekerheidsrecht blijft weliswaar achter. Toch liggen de noden in beide landen anders. In Nederland vormt het grote verschil tussen de statuten een belangrijk struikelblok. In België is de betaalbaarheid van de welvaartstaat de grootste uitdaging.

Lees ook:

Geplaatst in ZP en Politiek | Tags , , | Laat een reactie achter