SLUIT MENU

ZZP-organisaties sturen brandbrief naar Wiebes aangaande Wet DBA

De samenwerkende ZZP-organisaties Zellfstandigen Bouw, PZO-ZZP, FNV Zelfstandigen en Stichting ZZP Nederland maken zich zorgen over de voortgang van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties. Daarom hebben ze de onderstaande brief verzonden aan staatssecretaris Wiebes. 

De organisaties pleiten voor een helder transitieplan, en voor meer tijd. Om zo er voor te zorgen dat de Wet DBA niet afgeschoten wordt.   
logos

Geachte heer Wiebes,

De politieke besluitvorming ten aanzien van de wet DBA staat voor de deur: op 27 oktober zal de 1e Kamer over dit wetsvoorstel stemmen.

De oplossingsrichting die met het wetsvoorstel DBA wordt beoogd is mede gebaseerd op onze inbreng in de discussie over de VAR: maak door afschaffen van de VAR handhaving bij de opdrachtgever mogelijk, en focus op een heldere sectorale aanpak om oplossingen te creëren in de zeer specifieke probleemgebieden. Uitgangspunt daarbij was eveneens dat deze richting géén negatieve bijeffecten voor alle overige zelfstandigen met zich mee zou brengen.

Vanuit dit perspectief hebben wij het wetsvoorstel DBA ook ondersteund – en daarbij hebben wij van het begin af aan aangegeven dat het uiteindelijke succes geheel bepaald zou worden door de wijze van implementatie. Immers, de markt, de inkoopprocedures van opdrachtgevers en de contractvorming tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers heeft zich gedurende vele jaren mede gebaseerd op het bestaan van de VAR. Afschaffen van de VAR met behoud van een goed werkende markt en voldoende rechtszekerheid voor alle betrokkenen vraagt dan ook om een zorgvuldige transitie: Een onjuiste dosering van een in zichzelf goed medicijn kan de bijwerkingen erger maken dan de kwaal.

In de afgelopen maanden hebben wij, met name via de daartoe ingestelde Klankbordgroep DBA, onze inbreng ten aanzien van implementatie en transitie geleverd.

Op 4 september hebben onze vertegenwoordigers in de klankbordgroep DBA een brief gestuurd naar deze klankbordgroep (zie bijlage). In deze brief hebben wij onze zorgen geuit ten aanzien van de implementatie van de wet DBA. In de brief staat onder meer: “Gezien de aard van onze zorgen vinden we dat er een duidelijke beschrijving van de transitie en implementatie moet zijn, waarin onder meer de randvoorwaarden voor succesvolle implementatie worden beschreven, waarin wordt vastgesteld in hoeverre aan deze randvoorwaarden wordt voldaan en waarin een risico-analyse is opgenomen.”

Wij ervaren dat wij niet alleen staan in deze zorgen: Ook van de zijde van zowel opdrachtgevers als intermediairs bestaan ernstige zorgen over de invoering van de wet DBA zonder voldoende flankerend beleid en doorlooptijd om de transitie evenwichtig te doen plaatsvinden.

Eerder is ook door diverse fracties in de 1e Kamer gewezen op de risico’s van overhaaste en ondoordachte invoering. Uw toezegging dat “in geval van vergevorderd overleg” coulance in de handhaving zal worden betracht, doet geen recht aan de reikwijdte van de zorgen.

Vooropgesteld: wij waarderen uw inspanningen om de VAR door een meer gepast instrumentarium te vervangen en wij waarderen de inspanningen van de belastingdienst om inhoudelijk voortgang te boeken met specifieke modelcontracten. Tegelijkertijd zijn onze zorgen ten aanzien van de detaillering van de modelcontracten, het ontbreken van een inzichtelijk toetsingskader, de aanhoudende onzekerheid ten aanzien van “bemiddeling” en de onduidelijkheid over de mogelijke gevolgen van invoering per 1 januari onverminderd groot.

Overwegingen

Eén van de uitgangspunten die u in uw toelichting naar de 2e Kamer heeft geformuleerd is dat “Wat niet is toegestaan, blijft niet toegestaan en wat is toegestaan blijft toegestaan”. Door velen is dit gepercipieerd als referentie naar wat vandaag de dag in het maatschappelijk en economisch verkeer is toegestaan. Tegelijkertijd lijkt in de beoordeling van modelcontracten en in de beoordeling van het fenomeen “bemiddeling” licht te zitten tussen de toetsing aan de gangbare praktijk, en de toetsing aan juridische uitgangspunten. Dit geeft ten minste onduidelijkheid voor alle betrokkenen. Los van de inhoudelijke vraag welke toetsing juist is, zal het bepalen van de toetssteen en het waar nodig aanpassen van de gangbare praktijk tijd kosten – en om ongewenste verstoring van te voorkomen zal deze tijd gegeven moeten worden.

Ter illustratie noemen we de positie van de overheid als opdrachtgever. De overheid (zowel Rijksoverheid als Lokaal) maakt op grote schaal gebruik van de inzet van zelfstandigen, veelal via bemiddeling.

  • Stel dat intermediairs hun diensten aan de overheid per 1 januari staken omdat er geen duidelijkheid is over het risico dat zij lopen – welke discontinuïteit geeft dit voor bijvoorbeeld de inzet van ICT’ers bij de Belastingdienst?
  • De inkoopvoorwaarden van de overheid stellen (bijvoorbeeld) dat vervanging niet zonder toestemming mogelijk is – wat betekent dit voor de beoordeling van de arbeidsrelatie? Hoeveel tijd zou het de overheid kosten om de inkoopvoorwaarden aan te passen?
  • Stel dat alle zelfstandigen die inmiddels meer dan een jaar bij de overheid actief zijn een andere opdrachtgever zoeken omdat ze anders niet méérdere opdrachtgevers per jaar hebben – welk continuïteitsrisico loopt de overheid dan?
  • Stel dat de Belastingdienst op 2 januari alle inhuur van zelfstandigen door de overheid zou toetsen – welk risico op naheffing voor de loonheffingen loopt de overheid dan?
  • Welke modelcontracten zijn er beschikbaar voor de inhuur van zelfstandigen door de overheid?

Met dit voorbeeld willen we hier geen inhoudelijke discussie over de genoemde criteria initiëren – wel willen we aangeven dat transitie voor een (grote) opdrachtgever en daarmee voor vele zelfstandigen zowel vanuit de continuïteit van de bedrijfsvoering als vanuit de marktpositie van zelfstandigen tijd vergt.

Het is evident dat “kale” invoering van de wet DBA per 1 januari geen recht doet aan het belang van opdrachtgevers noch van opdrachtnemers. Onzekerheid lijdt tot onvoorspelbare effecten, die variëren van discontinuïteit bij grote opdrachtgevers tot inkomensonzekerheid bij individuele zelfstandigen. Het doel van de transitie is “de juiste contractvorm bij elke arbeidsrelatie” – dit doel bereiken we slechts als er sprake is van geleidelijkheid.

Paradox

Het is evident dat er een transitieperiode noodzakelijk is. Deze transitieperiode kan op diverse manieren worden vormgegeven.

Eén element is de ingangsdatum van de wet DBA (wanneer vervalt de VAR?), de andere is de mate waarin naast deze invoeringsdatum sprake is van flankerend beleid c.q. transparante en robuuste overgangsmaatregelen.

Een tweede element is het moment van besluitvorming. Spoedige besluitvorming draagt bij aan duidelijkheid over de koers; een te snelle besluitvorming zonder een helder transitieplan draagt juist bij aan onzekerheid en disruptie in de markt.

Als de 1e Kamer zou oordelen dat er onvoldoende ruimte en duidelijkheid ten aanzien van de transitie bestaat en dientengevolge negatief zou besluiten ten aanzien van invoering per 1 januari, dreigt het wetsvoorstel opnieuw integraal ter discussie te komen. Als de 1e Kamer instemt zonder zicht te hebben op voldoende borgende maatregelen ten aanzien van de transitie, dreigt een enorme maatschappelijke onrust die significante economische gevolgen kan hebben.

Gezien deze paradox is het van belang het uitgangspunt centraal te stellen: een volwaardige transitie. Daarbij hanteren wij het begrip effectieve invoeringsdatum: dit is niet de datum waarop de wet van kracht wordt, maar het moment waarop partijen redelijkerwijs in staat zijn om conform de wet te handelen en waarop dus ook handhaving redelijkerwijs kan plaats vinden.

In onze inschatting ligt de effectieve invoeringsdatum van de wet DBA (wellicht gedifferentieerd naar probleemgebied) op zes tot twaalf maanden van nu.

Scenario’s

Idealiter zou in onze ogen de invoeringsdatum 1 januari 2016 zijn, ondersteund door een helder transitieplan dat recht doet aan bovenstaande overwegingen en dat een reële effectieve invoeringsdatum creëert. Vanuit dit perspectief hebben wij de Belastingdienst vandaag opgeroepen om op zéér korte termijn met een robuust pakket aan overgangsmaatregelen te komen. Alleen als duidelijk is op welke wijze een zorgvuldige transitie plaats gaat vinden, zou formele invoering per 1 januari 2016 verantwoord zijn.

Hoewel het wellicht niet reëel is om te veronderstellen dat een plan dat in de afgelopen zes maanden geen gestalte heeft gekregen nu in drie dagen realiteit kan worden, willen we vanuit ons perspectief deze optie een laatste kans geven. Daarbij merken wij op dat de vraag of overgangsmaatregelen ‘voldoende’ zijn door betrokken belangenorganisaties zouden moeten worden beoordeeld.

Wij realiseren ons dat, als de 1e kamer aanstaande dinsdag onvoldoende zicht heeft op een robuust transitieplan, dit zeer wel zou kunnen leiden tot een negatieve stemming in de 1e Kamer. Daarmee ontstaat het risico dat we forse stappen terug zetten en meer tijd verliezen dan noodzakelijk. Gezien onze principiële ondersteuning van de achterliggende oplossingsrichting is zowel afwijzing ongewenst; tegelijkertijd is invoering zonder duidelijk transitieplan onacceptabel.

Vanuit dit perspectief reiken wij u als derde scenario aan om het wetsvoorstel vooralsnog aan te houden. Mocht het niet mogelijk zijn om op zéér korte termijn een serieus  transitieplan voor te leggen, heeft het onze voorkeur dat de wet DBA niet nu in de 1e Kamer wordt afgewezen, maar dat het op een later moment, voorzien van een robuust transitieplan en ondersteund door zichtbare voortgang in het opstellen van meer generieke modelcontracten, alsnog wordt voorgelegd.

Samenvattend stellen wij dat wij achter de koers van de wet DBA staan, en dat wij los van
elke tijdsdruk in besluitvorming vasthouden aan een invoeringsstrategie die voldoet aan de
volgende uitgangspunten:

  • Voldoende rechtszekerheid voor de individuele zelfstandige;
  • Modelcontracten die recht doen aan de positie van grote groepen zelfstandigen en aan actuele interpretatie van wet- en regelgeving;
  • Transitie gericht op oplossingen voor concrete problemen en waar nodig een herstel van evenwicht, maar zonder abrupte breuklijnen met onvoorspelbare gevolgen voor velen.
  • Voldoende tijd voor opdrachtgevers, intermediairs en zelfstandigen om waar nodig de handelswijze aan te passen, ook in het geval van bestaande en soms langlopende
    overeenkomsten.

Gezien het belang voor álle zelfstandig ondernemers zijn wij uiteraard waar mogelijk bereid
om op korte termijn onze bijdrage aan de totstandkoming van een en ander te leveren.

Met vriendelijke groet,

Denis Maessen Voorzitter PZO-ZZP
Maarten Post Voorzitter Stichting ZZP Nederland
Charles Verhoef Voorzitter Zelfstandigen Bouw
Henk Wesselo Directeur FNV Zelfstandigen

wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie

PZO is één van de grootste belangenbehartigers voor zelfstandige ondernemers en heeft de wens het zelfstandig ondernemerschap duurzaam te borgen. Bekijk alle berichten van PZO

2 reacties op dit bericht

  1. De VAR en de afschaffing blijft controversieel. Eerst was er grote haast bij de invoering van de DBA. Met name vanuit de Belastingdienst en het kabinet. De VAR was echte slechte wetgeving, over de houdbaarheidsdatum heen en dit werd mede omarmd door de verschillende ZZP organisaties. Tot aan de behandeling in de Eerste Kamer was men tevreden. Nu wordt er alsnog vanuit deze organisaties gekeken wat echt de gevolgen zijn van de afschaffing. Gooit men het kind niet met het badwater weg? Dit verzoek om uitstel komt rijkelijk laat.
    In feite is het een verzoek om te komen met een betere en meer structurele oplossing. Daar ben ik groot voorstander van, maar zijn deze partijen nog geloofwaardig, door op dit moment te komen met de aarzelingen, na zo lang aan tafel te hebben gezeten en meegewerkt te hebben aan deze ‘oplossing’.
    De gekozen naam Deregulering… was mooi, maar de werkelijkheid bleek al snel anders, kortom het sprookje is ook voor de ZZP organisaties uit.

  2. Goede analyse van de zzp-organisaties. Ze zijn er trouwens ook mee debet aan door een te grote broek aan te trekken dat de sociale partners (=lees zij zelf) wel even snel in allerlei branches afspraken konden maken. Daar hebben ze zelf helemaal niet de capaciteit voor, noch het gezag.