"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Kamercommissie van SZW debatteert over zzp-plannen. Dit staat er op de agenda

Deze week debatteert de vaste kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over zzp-beleid. Wat zijn de belangrijkste thema’s? En wat weten we nu al over de plannen rondom zelfstandigen? Een overzicht.

Het kabinet is bezig met allerlei wetswijzigingen rondom zzp’ers. Zo komt er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen en gaat de Belastingdienst strenger handhaven op schijnzelfstandigheid. Ook werkt de minister aan verduidelijking van de regels om te bepalen wanneer een werkgever een zzp’er mag inhuren. Woensdag bespreken minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en staatssecretaris Marnix van Rij (Financiën) deze plannen in een speciaal commissiedebat over zzp’ers.

Wat zijn de plannen ook alweer? Wat weten we nog niet? Een overzicht.

Doelen en plannen zzp-beleid

Van Gennip en Van Rij maakten eind december hun plannen rondom zzp’ers bekend. Deze maatregelen zijn onderdeel van een bredere hervorming van de arbeidsmarkt. De hoofddoelen van het kabinet zijn betere balans op de arbeidsmarkt en duidelijkere regels rondom werken met zelfstandigen.

De minister en staatssecretaris werken ’langs drie sporen’ tegelijkertijd:

  • Verschillen in fiscale en sociale zekerheid tussen werknemers en werkgevers verkleinen;
  • Meer duidelijkheid bieden over de beoordeling van de arbeidsrelatie;
  • Handhaving op schijnzelfstandigheid intensiveren.

Daaruit volgen de volgende maatregelen:

Nieuwe, duidelijkere criteria om te bepalen wanneer iemand een opdracht mag uitvoeren als zelfstandig ondernemer

Wat weten we?

Het kabinet wil duidelijker maken wanneer iemand zzp’er is en wanneer werknemer. Op dit moment zit het wettelijk onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen in de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag). Soms is het overduidelijk wanneer iemand in dienst werkt van een ander, soms is dat discutabel en bepaalt de rechter hoe het zit.

Om het grijze gebied te verkleinen en werkgevers vooraf meer zekerheid te geven, gaat de minister de norm verduidelijken op basis van rechterlijke uitspraken. Ze legt criteria vast aan de hand van drie hoofdelementen uit de jurisprudentie:

  • Worden er instructies gegeven en wordt toezicht gehouden op het werk? (‘materieel gezag’)
  • Is het werk organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgevende?
  • Is er sprake van zelfstandig ondernemerschap binnen een arbeidsrelatie? Dit is dan een ‘contra-indicatie’ voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Deze wetgeving moet uiterlijk in 2025 ingaan. Lees meer in dit artikel.

Van Gennip stuurde vorige week een brief naar kamerleden met antwoorden op vragen over de zzp-plannen. Daarin schrijft ze dat zij dat we ‘rond de zomer’ meer weten. Dan is de wetgeving klaar voor internetconsultatie.

Wat weten we niet?

Het is nog niet duidelijk hoe de criteria er precies uit gaan zien en hoe die zich tot elkaar verhouden. De minister gaat in elk geval vooral uit van jurisprudentie, schrijft ze. Als een criterium voor een rechter minder zwaar weegt, dan zal dat ook zo zijn in de nieuwe regelgeving.

Onder een bepaald uurtarief geldt een rechtsvermoeden van werknemerschap

Wat weten we?

Wie als zelfstandig ondernemer werkt tegen een laag tarief, kan straks sneller en makkelijker claimen dat hij een arbeidscontract moet hebben. De bewijslast wordt dan omgedraaid: als een werkgever het er niet mee eens is, moet die werkgever bewijzen dat de werkende toch zelfstandige is. Er ontstaat dus niet automatisch een arbeidsovereenkomst als een zzp’er werkt onder dit uurtarief, maar het wordt makkelijker voor kwetsbare schijnzelfstandigen om aan te tonen dat zij een dienstverband moeten hebben.

Wat weten we niet?

Het bedrag. Het kabinet denkt nu aan een tariefgrens van 30 á 35 euro per uur. Verder is ook niet duidelijk of dit nu ook geldt voor zzp’ers die voor particulieren werken. Juist dit type zzp’ers heeft werkt vaak met lage tarieven.

Het kabinet investeert in de webmodule

Wat weten we?

De webmodule is een hulpmiddel voor werkgevers om te bepalen of zij voor een opdracht een zzp’er mogen inzetten of iemand in dienst moeten nemen. Er is tot nu toe heel wat kritiek op de tool, omdat hij in veel gevallen geen uitslag geeft. Van Gennip schrijft dat het gebruik van de webmodule ‘beperkt’ is (ongeveer 200 gebruikers per maand). Maar ze schrijft ook: “Aangezien de webmodule wordt ingezet als voorlichtingsinstrument, is elke werkgevende die ermee wordt geholpen belangrijk.”

Daarom investeert ze in doorontwikkeling van de tool. De vragen in de webmodule worden aangepast op basis van de nieuwe wet- en regelgeving. De minister verwacht dat de webmodule dan meer duidelijkheid geeft en dat vervolgens meer werkgevers ‘m gaan gebruiken.

Wat weten we niet?

De nieuwe criteria om te bepalen wanneer een werkgever een zzp’er mag inhuren zijn nog niet bekend. Het is dus nog niet duidelijk of de webmodule daarmee inderdaad vaker duidelijkheid biedt.

Een wettelijk verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) voor zelfstandigen

Wat weten we?

Met een verplichte aov wil het kabinet zorgen dat minder zelfstandigen in de bijstand terechtkomen als ze arbeidsongeschikt raken. De verplichting geldt straks voor ondernemers voor de inkomstenbelasting (IB-ondernemers), maar niet voor directeur-grootaandeelhouders (dga’s) en resultaatgenieters. Ben je zzp’er met een BV, dan hoef je dus niet mee te doen met de verplichte aov.

Volgens de minister is zo’n verplichte aov zowel goed voor de zelfstandig ondernemers, als voor de maatschappij als geheel. De verzekering moet ervoor zorgen dat zelfstandigen minder vaak een beroep doen op de bijstand, een publiek betaald middel. Ook hoopt de minister met de verplichte aov de verschillen te verkleinen tussen zelfstandigen en werknemers.

De verplichte verzekering gaat gemiddeld 225 euro kosten en is fiscaal aftrekbaar. Voor de uitkering geldt een wachttijd van een jaar. Daarna kan een zzp’er een uitkering van het minimumloon krijgen tot de AOW-leeftijd. Het UWV moet de verplichte aov uitvoeren.

Lees ook: Dit gaat de verplichte AOV voor zelfstandigen kosten. En uitkeren.

Wat weten we niet?

Het is nog niet bekend of het UWV genoeg werknemers heeft om de wet uit te voeren. Op dit moment is er namelijk een groot tekort aan keuringsartsen en de uitkeringsinstantie kan geen extra werk aan. UWV heeft nu al te weinig verzekeringsartsen om de wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) uit te voeren. ‘De WIA loopt helemaal vast’, concludeerde de Algemene Rekenkamer vorige maand.

De minister wil de wet invoeren in 2025, maar weet nog niet precies vanaf wanneer de verplichte aov geldt. De ambitie van het kabinet is dat zelfstandigen hem vanaf 2027 gebruiken. Maar als de regeling ‘ingewikkeld’ is, wordt dat later.

Het zou bijvoorbeeld ingewikkelder worden met een ‘opt-out’. Dat betekent dat je kunt kiezen om in plaats van deze verzekering een private verzekering af te sluiten. Het kabinet onderzoekt nog of zo’n opt-out mogelijk is en voor hoeveel vertraging die zorgt. Het alternatief moet minstens dezelfde dekking en premie hebben als de publieke verzekering.

De minister vindt het onwaarschijnlijk dat bijvoorbeeld schenkkringen als broodfondsen aan de eisen voldoen. Verder wil zij dat zelfstandigen die de opt-out gebruiken een zogenaamde ‘stabiliteitsbijdrage’ betalen, zodat de collectieve verzekering betaalbaar blijft voor de rest. Hoe hoog die bijdrage wordt, is ook nog niet duidelijk.

De Belastingdienst gaat vaker handhaven op schijnzelfstandigheid

Wat weten we?

Tot nu toe waren er 55 fulltime-inspecteurs bezig met handhaving op schijnzelfstandigheid, in 2023 worden dat er 80. Uiteindelijk moet toezicht op schijnzelfstandigheid onderdeel worden van de reguliere handhaving van de fiscus. Om dat voor elkaar te krijgen wil de Belastingdienst ook meer samenwerken met marktpartijen, zoals brancheverenigingen.

In 2023 geldt nog een gedeeltelijke ‘pauze’ op handhaving van schijnzelfstandigheid. Dit handhavingsmoratorium houdt in dat belastinginspecteurs niet zomaar boetes mogen geven aan ondernemers die ten onrechte werken met zzp’ers in plaats van werknemers. De inspecteur moet bewijzen dat deze ondernemers ‘kwaadwillend’ zijn. Uiterlijk 1 januari 2025 wil het kabinet het handhavingsmoratorium volledig opheffen.

Het kabinet ziet vooral een sterke groei van het aantal zzp’ers in de sectoren kinderopvang, onderwijs en zorg. “In de sectoren kinderopvang, onderwijs en zorg is de schijnzelfstandigheidsproblematiek dusdanig urgent dat de continuïteit en de kwaliteit van de aangeboden diensten onder druk komt te staan”, schrijft minister Van Gennip in antwoord op kamervragen. Daarom komt het kabinet voor deze sectoren met een aanvullende aanpak: het werkprogramma Personeel niet in loondienst (PNIL).

Wat weten we niet?

Het is onzeker of het lukt om het handhavingsmoratorium op te heffen in 2025. Vorig jaar concludeerde de Rekenkamer al dat de Belastingdienst moeite heeft met handhaving van de Wet DBA. De oorzaken: de Belastingdienst heeft te weinig menskracht, regels rondom inhuur van zzp’ers zijn te complex en fiscale en arbeidsrechtelijke beoordeling lopen door elkaar heen. Als de wetgeving vertraging oploopt, is de kans dus groot dat ook de intensivering van handhaving stokt.

Ook weten we nog niet hoe de sectorspecifieke aanpak in de zorg, het onderwijs en de kinderopvang eruit ziet. Voor de zomer komt het kabinet met meer informatie.

Zelfstandigen krijgen meer mogelijkheden om collectief te onderhandelen

Wat weten we?

De Europese Commissie heeft een richtlijn gepubliceerd die zzp’ers meer ruimte geeft om collectief te onderhandelen. Aan de hand daarvan krijgen ook Nederlandse freelancers meer mogelijkheden om samen op te trekken. Zo kunnen zij bijvoorbeeld makkelijker samen tariefafspraken maken.

Wat weten we niet?

Het is nog niet duidelijk aan welke eisen zelfstandigen precies moeten voldoen om collectief te onderhandelen.

Zzp’ers worden beter vertegenwoordigd in de polder

Wat weten we?

De minister van Sociale Zaken wil dat zzp’ers beter vertegenwoordigd worden in de Sociaal-Economische Raad (SER). Daarom komen er drie extra zetels in deze beleidsraad, gereserveerd voor zelfstandig ondernemers, zelfstandig opdrachtnemers en een deskundige.

VVD en D66 hebben een motie ingediend om zelfstandigen ook een volwaardige rol te laten spelen in de Stichting van de Arbeid (StAr). Die motie is aangenomen en de minister is in gesprek met de StAr om dat voor elkaar te krijgen.

Wat weten we niet?

Wie straks namens de zzp’ers in de SER mag zitten. Ook weten we nog niet of zelfstandigen ook een plek krijgen in de StAr. Van Gennip wil de Kamer voor de zomer informeren over de stand van zaken.

Tijdspad en waterbedeffect

Tijdens het zzp-debat is de planning een belangrijk onderwerp. Het kabinet werkt aan veel maatregelen tegelijkertijd. Niet alleen zzp-beleid verandert, ook regels rondom flexibele contracten, uitzendwerk en vaste contracten worden anders. Kan dat wel allemaal tegelijkertijd? En wat betekent het als de minister wacht met een aanpassing, ontstaat dan een waterbedeffect?

Aanscherping van wet- en regelgeving van één vorm van flexibele arbeid (zoals uitzendwerk) kan ertoe leiden dat andere, nog flexibelere, arbeidsvormen populairder worden. Het kan zelfs ten koste gaan van de werkgelegenheid. Deze waarschuwing stond in het rapport van de Commissie Borstlap, dat samen met het SER MLT de basis is voor de hervormingen op de arbeidsmarkt. SEO Economisch Onderzoek bevestigt het risico op waterbedeffecten, ook al is dat ‘beperkt’.

D66, CDA en SGP maken zich zorgen over bijvoorbeeld een waterbedeffect tussen uitzendwerk en zzp, omdat nieuwe regels rondom zelfstandigen waarschijnlijk later ingaan dan die rondom uitzend. Van Gennip zegt dat ze ‘een waterbedeffect tussen uitzendwerk en zzp zoveel mogelijk wil voorkomen’, maar nooit helemaal kan vermijden. “Als we alle onderdelen op elkaar laten wachten, halen we 2030 niet eens.”

ZiPconomy doet verslag van het zzp-debat. Volg de ontwikkelingen woensdag live via Twitter en lees het belangrijkste nieuws op de website.