"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Brancheorganisaties zien meer heil in Belgische model dan in webmodule

Om te bepalen wie een echte zelfstandige is en wie een werknemer hoort te zijn, zou de Nederlandse overheid moeten kijken naar het Belgische model. Dat is beter dan kiezen voor de webmodule, die vaak geen uitsluitsel geeft. Dat zeggen Bovib, I-ZO, RIM, VvDN, ABU en NBBU in een position paper.

Op 20 oktober 2022 praat de Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het arbeidsmarktbeleid. Daarbij wordt onder meer gesproken over de Hoofdlijnenbrief Arbeidsmarkt, waarin het kabinet aangeeft hoe zij de arbeidsmarkt weer toekomstbestendig wil maken.

Wie is een echte zelfstandige en wanneer is er sprake van een arbeidsrelatie? Sinds het afschaffen van de VAR wordt hier in Den Haag met regelmaat over gedebatteerd. De wet DBA maakte de regels niet duidelijker, aldus politiek en brancheorganisaties. En de webmodule heeft ook veel nadelen, onder meer de flinke hoeveelheid administratief werk en de gebleven onduidelijkheid.

Bij het verder uitwerken van regels, gericht op verduidelijking van de beoordeling van de arbeidsrelatie, zal onder meer aandacht geschonken worden aan de Belgische wet- en regelgeving rondom de kwalificatie van arbeidsrelaties, staat in de Hoofdlijnenbrief. Dat werd eerder ook in een motie gevraagd door Tweede Kamerlid Hilde Palland (CDA).

“Het Belgische model biedt mogelijkheden voor een uitvoerbaar en handhaafbaar alternatief voor de wet DBA”, zo zeggen de brancheorganisaties in hun position paper. De minister moet het Belgische model echter niet letterlijk overnemen, maar gebruiken als denkwijze,  

Hoe werkt het in België?

In België liggen de voorwaarden om een opdracht  buiten dienstbetrekking te doen vastgelegd in een aparte wet, de Arbeidsrelatiewet. De wet kent een getrapte beoordeling. De neutrale en algemene criteria gelden voor iedereen. Daarnaast zijn er aanvullende, strengere, criteria voor een aantal sectoren.

De neutrale criteria zijn bijvoorbeeld dat de opdrachtnemer geregistreerd is bij de Kamer van
Koophandel, een BTW-nummer heeft en administratie voert. Bij de algemene criteria gaat het om de wil der partijen (beide partijen hebben bewust gekozen voor een opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie in plaats van een arbeidsovereenkomst), vrijheid van organisatie van de werktijd, vrijheid van organisatie van het werk en het ontbreken van hiërarchische controle.

Om schijnzelfstandigheid en misbruik van het inzetten van zelfstandigen tegen te gaan, gelden in België sinds 2012 verzwaarde, aanvullende, criteria voor een aantal economische sectoren waar risico op onderbetaling is, waarbij de zzp’er aan de helft van de criteria moet voldoen. Werkt hij met eigen bedrijfsmiddelen, kan hij zelf beslissen over het aankoopbeleid van zijn bedrijf, draagt hij zelf het financiële risico, et cetera?

Het gaat om de bouw-, vervoer-, schoonmaak- en landbouwsector. Hiervoor geldt een ‘weerlegbaar vermoeden van een arbeidsovereenkomst’. Dat is vergelijkbaar met het Nederlandse ‘werknemer tenzij’-principe.

Zowel opdrachtgevers als professionals kunnen bij de Administratieve Commissie – bestaat uit diverse vertegenwoordigers, waaronder sociale zekerheidsinstanties –  een aanvraag doen om hun casus te laten toetsen. Deze commissie heeft geen rol in de handhaving. Anders dan in Nederland, ligt de beoordeling vooraf en de handhaving achteraf, dus niet bij dezelfde instantie.

Uitvoerbaar en handhaafbaar alternatief

Het Belgische model kan om verschillende redenen een uitvoerbaar en handhaafbaar alternatief voor de wet DBA zijn, aldus de brancheorganisaties. “Naast neutrale en algemene criteria voor alle zelfstandigen zijn er aanvullende criteria voor sectoren en beroepen waar de kans op onderbetaling en kwetsbaar ondernemerschap groter is. De sectorspecifieke criteria zijn opgesteld in goed overleg met de sociale partners en de sectorale benadering vergroot de effectiviteit van handhaving en doet recht aan de behoeften van verschillende sectoren en de diversiteit aan zelfstandigen”, zo worden de pluspunten opgesomd.

De Belgische methode is helderder dan de webmodule. “Te vaak biedt die geen uitsluitsel en in 28,4 procent van de gevallen geeft de vragenlijst bovendien geen duidelijk oordeel over de arbeidsrelatie. Ook is de webmodule nog niet geschikt voor situaties waarin een zzp’er werkt vanuit een BV of via een intermediair,” staat in de position paper.

De webmodule weggooien hoeft ook niet per se. “Maar naar onze mening heeft die alleen kans van slagen als niet uitsluitend rekening wordt gehouden met aspecten van het werknemerschap, maar ook met aspecten van het ondernemerschap.”

Ook het invoeren van een minimumtarief van 35 euro, zoals de SER wil, voor ‘een rechtsvermoeden van werkgeverschap’ kan een oplossing zijn, aldus de brancheclubs, zo lang de administratieve last niet te veel toeneemt.

Het voorstel van de SER maakt duidelijk onderscheid tussen zelfredzame zelfstandigen en kwetsbare zelfstandigen met lagere uurtarieven. Die denkrichting omarmen wij.”

Malini Witlox is redacteur ZP & Politiek bij ZiPconomy Bekijk alle berichten van Malini Witlox