SLUIT MENU

Minister van SZW publiceert aangepaste zzp-wet. ‘Duidelijker, maar inhoudelijk niet anders dan huidige rechtspraak’

In het aangepaste wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) wegen criteria voor werknemerschap even zwaar als die voor ondernemerschap.

Demissionair minister Eddy van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft zijn wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) flink aangepast. Bij het beoordelen of iemand werknemer of zelfstandige is, wegen criteria voor ondernemerschap nu net zo zwaar als criteria die wijzen op een dienstverband.

De toets of iemand een opdracht als zelfstandige mag uitvoeren bestaat straks uit:

  • 5 criteria die wijzen op werkinhoudelijke of organisatorische aansturing, bijvoorbeeld of de opdrachtgever bepaalt wanneer en hoe iemand het werk moet doen (criteria voor werknemerschap, W): 
  1. De werkgevende is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen.
  2. De werkgevende heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen.
  3. De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende.
  4. De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie.
  5. Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.
  • 5 criteria die wijzen op werken voor eigen rekening en risico, bijvoorbeeld dat iemand zelfstandig mag werken, ondernemersrisico draagt en zich ook naar buiten toe als zelfstandig ondernemer gedraagt (criteria voor zelfstandig ondernemerschap, Z). 
  1. De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende.
  2. De werkende zorgt voor een herkenbare en zelfstandige uitvoering van de werkzaamheden.
  3. De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is.
  4. Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.
  5. Kenmerken die wijzen op ondernemerschap van de werkende (buiten de arbeidsrelatie gelegen) voor soortgelijke werkzaamheden (extern ondernemerschap)

Van Hijum: ‘Duidelijker, maar inhoudelijk niet anders’

“Het wetsvoorstel verduidelijkt deze criteria, maar wijzigt ze inhoudelijk niet ten opzichte van de nu geldende gerechtelijke uitspraken”, schrijft Van Hijum. “Met dit wetsvoorstel maken we duidelijker wat het onderscheid is tussen werken als zelfstandige of als werknemer. Als je aangestuurd wordt in je werk en je loopt geen ondernemersrisico, dan ben je een werknemer en heb je recht op de zekerheid die daarbij hoort. En als je echt zelfstandig werkt en onderneemt, dan is daar alle ruimte voor.”

Rechtsvermoeden onder 36 euro

Het wetsvoorstel VBAR introduceert daarnaast een rechtsvermoeden van werknemerschap. Als werkenden minder betaald krijgen dan 36 euro per uur, kunnen zij een arbeidsovereenkomst claimen. Het is dan aan de opdrachtgever om het tegendeel aan te tonen.

Dit deel van het wetsvoorstel blijft ongewijzigd. Het uurtarief dat bij dit rechtsvermoeden hoort, stijgt jaarlijks mee met het minimumloon. Om het makkelijk te maken voor werkgevers is het altijd een rond bedrag, naar boven afgerond. Het bedrag van 35,43 euro (peildatum 1 januari 2025) wordt daarom naar boven afgerond op 36 euro.

Er is breed draagvlak voor dit deel van het wetsvoorstel. Meerdere partijen hebben zelfs voorgesteld om dit deel van de wet los te knippen en versneld in te voeren.

Verandering: extern ondernemerschap van belang

De grote verandering zit hem in deel 1 van het wetsvoorstel: de manier om te bepalen wanneer iemand een opdracht als zelfstandig ondernemer mag uitvoeren. In het vorige wetsvoorstel waren de criteria die gaan over (extern) ondernemerschap (OP) een aparte categorie. Die OP-criteria zouden pas een rol spelen in de beoordeling als de criteria die wijzen op werknemerschap (W) en criteria die erop wijzen dat iemand zelfstandig kan werken (Z) in evenwicht zijn.

Juridisch experts hadden daar forse kritiek op. In rechterlijke uitspraken zoals het Deliveroo-arrest speelt ondernemerschap van de persoon tenslotte een even grote rol als bijvoorbeeld materieel en formeel gezag.

Zo ook in een recente uitspraak van de Hoge Raad in de zaak Uber/FNV. De Hoge Raad benadrukt daarin nog eens dat de kwalificatie van een arbeidsrelatie afhangt van een ‘holistische weging’ van negen gezichtspunten. Een van die gezichtspunten is het ondernemerschap van de persoon, oftewel extern ondernemerschap. Dat weegt volgens de Hoge Raad dus net zo volwaardig en gelijkwaardig mee als alle andere omstandigheden.

Daarom heeft de minister zijn wetsvoorstel aangepast. W wordt afgewogen tegen Z en OP. Oftewel: ondernemerschap binnen de opdracht en ondernemerschap van de persoon zijn één categorie.

Geen invloed huidige handhaving

De minister benadrukte eerder dat dit wetsvoorstel geen invloed heeft op de huidige handhaving op schijnzelfstandigheid. De Belastingdienst kijkt namelijk nu al holistisch naar alle criteria.

Wat nu?

Demissionair minister Van Hijum hoopt dat de wet per 1 januari 2026 van kracht wordt, zonder overgangsrecht. Dan zou Nederland namelijk voldoen aan het tijdspad om in aanmerking te komen voor gelden uit het Herstel- en Veerkrachtplan van de Europese Unie. Maar het is twijfelachtig of dat gaat lukken. 

Uitvoeringsinstanties UWV en de Belastingdienst zijn positief over de nieuwe wet, maar het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) niet. Het ATR oordeelde eerder al negatief en deed voorstellen tot aanpassing. Die zijn ‘niet of niet voldoende’ opgevolgd, schrijft het adviescollege.

Al met al zal de Kamerbehandeling waarschijnlijk pas na de nieuwe verkiezingen op 29 oktober plaatsvinden. Het is dus aan de nieuwe Kamer om te oordelen over het wetsvoorstel. Het kan ook zijn dat VBAR onderdeel wordt van nieuwe coalitieonderhandelingen.

Kritiek: extern ondernemerschap lastiger te bepalen voor werkgever

Gaat de aangepaste VBAR leiden tot meer duidelijkheid? Arbeidsjurist Niels van der Neut (Universiteit van Amsterdam) doet onderzoek naar de zzp-wetgeving. Hij is kritisch op het nieuwe wetsvoorstel.

“Het is begrijpelijk dat extern ondernemerschap nu wordt meegewogen”, zegt hij. “De praktijk vraagt erom en het sluit aan bij het Deliveroo- en het Uber-arrest. Maar het nieuwe voorstel heeft een flink nadeel, namelijk dat het voor opdrachtgevers en de Belastingdienst moeilijk is te bepalen of iemand extern ondernemer is. We willen helderheid, maar moeten ook erkennen dat absolute duidelijkheid misschien een illusie is. Neem nu het volgende: er moet per arbeidsrelatie worden bekeken of iemand intern ondernemer is, waarbij extern ondernemerschap een rol speelt.”

Zelfstandigenwet

Ondertussen werken partijen VVD, D66, SGP en CDA aan een alternatief wetsvoorstel: de Zelfstandigenwet. Daarmee introduceren ze een nieuwe manier om te bepalen wanneer iemand als zzp’er mag werken voor een zakelijke opdrachtgever. Die bestaat uit drie toetsen: een zelfstandigentoets, een werkrelatietoets en een sectorale toets.

Onlangs hielden de initiatiefnemers een internetconsultatie over het voorstel. Er was wel wat kritiek, maar de reacties uit het werkveld zijn over het algemeen positief. Na eventuele aanpassingen sturen de partijen het wetsvoorstel naar de Raad van State voor advies. Daarna gaat het voorstel inclusief het advies naar de Tweede Kamer.

Politieke keuze

Uiteindelijk moet de politiek dus kiezen: VBAR, de Zelfstandigenwet of geen van beide? Die keuze hangt af van wie er na de verkiezingen in de Tweede Kamer zitten en of er genoeg partijen samen een meerderheid hebben.

Grote werkgevers- en werknemersorganisaties zijn over geen van beide enthousiast. Volgens de sociale partners is er geen nieuwe zzp-wet nodig, maar moet handhaving van de beoordeling arbeidsrelatie zijn werk doen. Lees meer.

5 reacties op dit bericht

  1. Als zelfstandig interim-professional heb ik het artikel over de VBAR met interesse gelezen. Ik blijf graag op de hoogte van verdere berichtgeving.

  2. Gelukkig staat NSC op NUL zetels in de peiling. Ook fijn dat de wet pas na de verkiezingen naar de tweede kamer gaat.

    Denk dat het voor zzp’ers belangrijk gaat worden om te kijken welke politieke partijen voorstander en tegenstander zijn van deze wet.

  3. In het oorspronkelijke wetsvoorstel DBA was nog opgenomen dat zzp’ers die meer dan 75 euro per uur verdienen, waren uitgezonderd. Deze zzp’ers zitten ook niet te wachten op werk in loondienst en hebben geen ‘bescherming’ van de overheid nodig, anders dan bijvoorbeeld schoonmakers, maaltijdbezorgers en koeriers. Om onbegrijpelijke redenen is dit in de uiteindelijk wetgeving niet doorgevoerd. Had wel een boel onnodig gedoe gescheeld.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *