SLUIT MENU

In 5 stappen naar een eerlijke en duurzame zzp-markt

Naast de controle op schijnzelfstandigheid vormen te lage tarieven ook een grote uitdaging voor zzp’ers. Volgens Wilmar Dik, fotograaf en belangenbehartiger bij de NVJ, kunnen sectorale minimumtarieven en een minimum-inkomensbescherming zelfstandigen financieel beschermen.

De zzp-markt kent twee grote uitdagingen. De eerste draait om schijnzelfstandigheid, de tweede om lage inkomsten voor sommige zelfstandigen. Beide raken niet alleen de zzp’er zelf, maar ook de samenleving als geheel. De Commissie Borstlap kwam in 2020 met een helder advies: zorg voor een minimum-inkomensbescherming, zodat werken altijd loont. 

Helaas loont werken voor een aantal zelfstandigen nog steeds niet altijd. In bepaalde sectoren zijn tarieven structureel te laag, en dat gaat ten koste van buffers die nodig zijn voor pensioen en verzekeringen. Hoe kunnen we tot een eerlijke en duurzame oplossing komen? In dit opiniestuk neem ik je mee langs de knelpunten en draag ik een oplossing aan waarmee werken loont en niet afhankelijk is van de sector waarin iemand werkt.

  1. Schijnzelfstandigheid is een probleem voor de schatkist én de zzp’er

Schijnzelfstandigheid is hardnekkig. De betreffende mensen werken in de praktijk als werknemer, maar worden ingehuurd als zelfstandige. Voor de overheid betekent dat iets minder belastinginkomsten, en de zelfstandige die werkt voor lage tarieven is financieel kwetsbaar. Wie als zzp’er werkt voor lage tarieven houdt na belasting, kosten en onbetaalde tijd vaak te weinig over. Ruimte voor pensioen of een arbeidsongeschiktheidsverzekering is er dan onvoldoende. Omdat die zaken (nog) niet verplicht zijn, besparen zzp’ers daar vaak als eerste op.

  1. Te lage tarieven zijn een probleem voor de zzp’er

In sommige sectoren worden zelfstandigen nog altijd ingehuurd tegen tarieven die te laag zijn. Kom je uit loondienst en kreeg je toen €22 per uur, en nu als zzp’er €32? Dan lijkt dat winst, maar dat is schijn. Werkgevers besparen op werkgeverslasten, pensioenafdracht en loondoorbetaling bij ziekte. De winst ligt bij het bedrijf, de risico’s bij de zelfstandige.

In de praktijk blijft het netto-inkomen in bepaalde sectoren onder het minimumloon. En ja, de freelance ondernemer is zelf verantwoordelijk voor zijn tarieven. Maar als werken niet altijd loont en afhankelijk is van de sector waarin je werkt, lukt sparen niet. Wie weinig overhoudt, bouwt geen buffer op, spaart niet voor pensioen en stelt een arbeidsongeschiktheidsverzekering uit. Veel zelfstandigen zagen hun reserves door corona bovendien al slinken.

  1. Waarom de markt dit niet zelf oplost

Inmiddels ligt het wetsvoorstel VBAR, waarin schijnzelfstandigheid strenger wordt getoetst, bij de Tweede Kamer. Tegelijk blijft het advies van de Commissie Borstlap liggen. De markt corrigeert zichzelf niet, want opdrachtgevers hebben belang bij lage tarieven. Het vrijwillige pad en de gedachte ‘de sector lost het zelf wel op’, blijken vooral te leiden tot eindeloos overleg en rapporten, maar nog niet tot echte verbetering.

Het doet mij denken aan de opwarming van de aarde: ook daar werd lang gedacht dat de markt het zou oplossen. Dat bedrijven vanzelf zouden verduurzamen als de vraag er maar was. Er wordt vooral nog steeds veel gepraat, terwijl bedrijven megawinsten boeken en de uitstoot te hard blijft stijgen. Partijen die geen belang hebben bij veranderingen zullen altijd alleen blijven praten.

De toekomst van werk

In 2020 bracht de Commissie Borstlap een duidelijk rapport uit over de toekomst van werk: ‘In wat voor land willen wij werken?’ De boodschap: het Nederlandse arbeidsstelsel is uit balans. Werknemers, flexwerkers en zzp’ers opereren onder totaal verschillende regels.

Voor zelfstandigen pleitte de commissie voor vier ingrepen:

  1. Een minimuminkomensbescherming, zodat werken altijd loont
  2. Een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
  3. Afbouw van fiscale voordelen, zoals de zelfstandigenaftrek
  4. Betere handhaving op schijnzelfstandigheid

Jammer dat de Rijksoverheid niet is begonnen bij punt 1. Aandacht voor de andere drie punten is er volop, maar juist bij het eerste punt ontbreekt die. Werken loont in een aantal sectoren nog steeds niet. Heeft punt 1 zich vertaald naar een bedrag voor rechtsvermoeden?

Declarabele uren

Helaas werkt een dergelijk vast bedrag niet als inkomensbescherming richting zzp’ers uit zeer diverse sectoren. Ga maar na: er zijn best veel zzp-beroepen die resulteren bij fulltime werk in 700 tot 1000 declarabele uren per jaar. Ga je die afrekenen op basis van €37, dan kom je na afdrachten uit op een maandbedrag ver onder het minimumloon. Veel partijen zijn blij dat zelfstandigen zo flexibel ingezet kunnen worden, maar dat kan gevolgen hebben voor declarabele uren.

Een one-size-fits-allbenadering werkt alleen in sectoren waar de cijfers gelijk zijn aan die in de volgende berekening.

De correctie voor niet-declarabele uren is voor een aantal sectoren ondermaats. Ben je zelf zzp’er en wil je een gezond uurtarief berekenen, rekening houdend met vakantiedagen, uitval en flexibiliteit, dan kan dat met de interactieve ZZP-uurtariefcalculator voor elk freelance beroep.

  1. Sectorale minimumtarieven bestaan al lang

Voor werknemers bestaat het wettelijk minimumloon al sinds 1969, juist om te garanderen dat werken loont. Daarnaast bestaan er in vrijwel elke sector cao’s waarin werkgevers en werknemers afspraken maken over minimumlonen, vergoedingen en werktijden. Die systematiek laat zien dat het goed mogelijk is om op sectorniveau eerlijke ondergrenzen vast te stellen. Alleen zelfstandigen vallen nog buiten die bescherming.

Minimumtarieven zijn niet in elke sector nodig. Maar er zijn sectoren waar werken nu niet altijd een inkomen oplevert waarvan je kunt leven. De meest duurzame manier om werk altijd te laten lonen, is het invoeren van sectorale minimumtarieven. Vooral in specifieke sectoren waar bedrijfskosten en declarabele uren behoorlijk afwijken van de VBAR-uurtariefberekening.

Rechtsvermoeden

In de VBAR wordt gesproken over een zogenoemd rechtsvermoeden: wie als zelfstandige minder verdient dan een bepaald bedrag, wordt vermoed in loondienst te zijn. Het rechtsvermoeden is een civielrechtelijk vangnet. De werkende zelf kan zich er bij de rechter op beroepen, waarna de bewijslast verschuift naar de opdrachtgever. Een prima signaal, maar het zorgt er niet voor dat werken altijd loont.

Daarvoor is méér nodig. Een minimumbedrag heeft pas betekenis als het daadwerkelijk leidt tot een minimaal leefbaar inkomen. Of dat lukt, hangt nu te sterk af van de sector waarin je werkt. De oplossing is om per sector te bepalen wat een realistisch tarief is, op basis van het gemiddelde aantal declarabele uren per jaar binnen een sector en de gemiddelde bedrijfskosten in die sector.

Minimumtarieven

Door ook voor zelfstandigen sectorale minimumtarieven te introduceren, sluit het stelsel beter aan op de bestaande praktijk: één arbeidsmarkt met basisvoorwaarden voor iedereen die eraan deelneemt. Om zelfstandigen bescherming te bieden, moet je kijken naar de markt waarin zij opereren. Je ziet tegenwoordig dat er veel vergelijkingen worden gemaakt tussen cao-lonen en freelance-tarieven. Vanuit een cao-loon berekent men dan hoe hoog een freelance-tarief zou moeten zijn. Maar als je niet goed kijkt naar de specifieke markt waarin een freelancer zich bevindt, kunnen de uitkomsten krom zijn.

Cijfers over declarabele uren en tarieven zijn vast nog niet volledig, maar als een commerciële partij als Knab via haar Tarievenboekje al een goed beeld weet te schetsen, zou het voor de overheid geen groot probleem moeten zijn om hier structureel naar te kijken.

  1. Minimuminkomensbescherming voor een eerlijk zzp-schap

Als we willen dat alle zelfstandigen verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen vangnet, moeten de randvoorwaarden daarvoor ook kloppen. Dat begint bij toereikende tarieven: pas als je voldoende verdient, kun je sparen, investeren en je verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid.

Ik denk niet dat minimumtarieven ervoor zorgen dat die tarieven de standaard worden. Dat doet het ook niet bij beroepen in loondienst. Minimumtarieven kunnen een bodem leggen waarboven echte zelfstandigheid kan bestaan. Het is geen bedreiging voor ondernemerschap. Want tarieven bereken je als zzp’er echt zelf. Maar in bepaalde sectoren zijn nu tarieven die niet resulteren in een omzet waarvan je kunt leven. Dan is een minimumtarief een duidelijke ondergrens, net zoals er voor mensen in loondienst een ondergrens is. Op die manier kunnen alle zzp’ers in alle sectoren bijdragen aan sociale zekerheid en de continuïteit van hun onderneming waarborgen.

Oproep

Een verpleger, arts, filmmaker, timmerman, marketeer, fotograaf, docent of hovenier dragen allemaal bij aan onze economie. Ik vind dat goede zelfstandigen die hun vak verstaan, ongeacht de sector, ook echt moeten kunnen rondkomen. Wie goed werk levert, hoort niet structureel onder het bestaansminimum te leven.

Mijn tip: Rijksoverheid, ga aan de slag en kijk naar sectoren waar zzp’ers voor te lage tarieven werken. Neem de gemiddelde declarabele uren en bedrijfskosten mee en bepaal dan een minimumtarief voor die sectoren. Laat zzp’ers niet werken voor bedragen die lager liggen. Overweeg bovendien zzp’ers als beloning toegang te geven tot sociale voorzieningen. Dan heb je meteen een goede stok achter de deur.

Wilmar Dik is freelance fotograaf en cameraman. Daarnaast schrijft hij over fotografie en ondernemen en zet hij zich in voor de belangen van (freelance) fotografen. Bij de NVJ is hij vertegenwoordiger beleidsteam Werkvoorwaarden namens ledengroep NVF/Beeldmakers. Namens DuPho praat hij mee bij Platform Fotografie in het programma fairPACCT over het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden in de sector. Bekijk alle berichten van Wilmar Dik

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *