“Werken wordt alleen maar leuker” Geplaatst 29 december 2009 door Hugo-Jan Ruts We leven in tijden van grote verandering. Een tijdsgewricht waarin veel zekerheden verdwijnen, waarin we anders leren, de arbeidsverhoudingen wijzigen en de economische macht verschuift richting de Pacific-regio. Althans, dat zijn de uitgangspunten van Adjiedj Bakas en Martijn van der Woude in ‘De toekomst van werk’. Een toegankelijk en prikkelend boek over 8 metatrends op het terrein van werk, economie, leren en leiderschap. Adjiedj Bakas is Nederlands bekendste trendwatcher. Zijn nieuwste boek schreef hij in samenwerking met Martijn van der Woude, oprichter en directeur van het HR-adviesbureau PiCompany. Het is opgebouwd uit vier delen. Een historisch overzicht, een deel waarin ze acht metatrends identificeren en uitwerken en twee korte afsluitende delen met een beschouwing en een agenda voor de toekomst. In het inleidende deel beschrijven de auteurs in krap 70 pagina’s de geschiedenis van werk. Van het stenen tijdperk tot de veranderingen die internet ons heeft gebracht. Het leidt tot samenvattingen en verdichtingen die mij als historicus soms de tenen doen krommen, maar het zij ze, net als een aantal feitelijke foutjes, vergeven. Dit (iets te) toegankelijk geschreven deel heeft wel beperkte toegevoegde waarde. In de overige delen wordt meer zeer beperkt teruggegrepen daar dit historische overzicht. Deel II bevat de kern van de boodschap van Bakas en Van der Woude. Het is het meest uitgebreide en ook het beste deel van het boek. De auteurs zetten hier de trends op een rij en werken die goed gedocumenteerd én toegankelijk uit. Niet dat de auteurs hier altijd zelf met oorspronkelijke ideeën komen. Als trendwatchers is het hun kracht is dat ze de meningen van experts, innovators en opinieleiders op prima manier ordenen en in de juist context weten te plaatsen. Zo krijgt de lezer een goed overzicht wat er zich allemaal aan nieuwe ontwikkelingen afspeelt op terreinen als onderwijs, arbeidsmarkt, management en de wereldeconomie. De auteurs identificeren hiervoor acht megatrends: vernieuwing van het onderwijs, nieuwe arbeidsrelaties, diversiteit en andere verhoudingen tussen sociale partners, technologisering, nieuwe zingeving en nieuwe ethiek, versmelting werk en privé, nieuw leiderschap en de verschuiving van het economisch machtspunt richting het Oosten. Een greep uit de concluderende voorspellingen die Bakas/Van der Woude doen binnen die trends: Het traditionele klassikale onderwijs zal drastisch veranderen om bij te kunnen blijven met de snelle kennisgroei. We gaan toe naar een tijdperk van levenslang leren. Onderwijs en bedrijfsleven raken meer verweven. De banen en branches van de toekomst worden gedomineerd door de opkomst van zzp’ers. Mensen nemen vaker een sabbatical. Horizontale loopbaanontwikkeling komt vaker voor. Werken tot je 75e wordt de norm. Technologie verandert werk ingrijpend. Mensen kiezen steeds meer voor eigen groepjes en gemeenschapjes. Jongeren willen alleen zinvol werk doen. Waar vroeger betrokkenheid en toewijding aan een organisatie leidend was, wordt nu persoonlijke groei en ontwikkeling de leidraad voor werk. Dat gaat hand in hand met ‘zelfmarketing’, waar steeds meer middelen voor ontstaan. Het rekruteren van medewerkers zal drastisch veranderen. Door het slechte imago is de toekomst van management ongewis. Vormen van zelfsturing nemen toe. Duurzaam leiderschap is de trend. De nieuwe wereldorde wordt door Azië gedomineerd, maar het Westen blijft een grote creatieve macht houden. Als deze reeks voorspellingen inderdaad uitkomen, dat staan we inderdaad aan de vooravond van een tijd van radicale paradigmashifts. Onvermijdelijke diepe veranderingen waar leidinggevenden en HR-managers, maar ook werknemers, freelancers, beleidsmakers en politici zich in rap tempo op moeten voorbereiden. Voorlopers zijn daar natuurlijk al lang mee bezig. En terecht. De huidige economische crisis is niet de aanleiding voor deze veranderingen, het is wel een enorme versneller. ‘There’s no recession, it’s a reset for the economy’ stelde Microsoft-topman Steve Ballmer in mei 2009. Bakas en Van der Woude helpen een handje om richting te bepalen in deze ongewisse toekomst. Daartoe formuleren ze drie, wat summier uitgewerkte, toekomstscenario’s. Het retro scenario, het turboscenario en een hybride scenario. In het retro-scenario komt de huidige tijd van versnelling en globalisering tot stil stand. Er ontstaat meer economisch nationalisme, culturele groepen leven gesegregeerd langs elkaar heen. Duurzaamheid is de norm. Internationale concurrentie en oriëntatie neemt af. In het turboscenario zorgt nieuw politiek leiderschap voor nieuw optimisme en nieuwe zakelijkheid. In een globale, open economie zal Nederland zich economisch concentreren op een paar speerpunten. Hoogwaardige werkgelegenheid verandert drastisch door technologie en internationalisering en culturele diversiteit. Het aantal zzp’ers groeit door. Er ontstaat een economische tweedeling tussen degenen die deze turbosnelheid kunnen bijhouden en de achterblijvers. Die laatste groep wordt steeds bozer en zijn moeilijk te ‘ontbozen’. Een mooie term. Helaas zeggen de auteurs niks over de politieke radicalisering die de Nederlandse politiek sinds 2002 tekent en toch onmiskenbaar verbonden is met die boze onderstroom. Wel merken de auteurs op dat ‘hoe cynisch het ook klinkt, veel van de verliezers van de vooruitgang sterven doorgaans eerder dan de winnaars, onder andere door ongezondere leefstijlen. Daarmee lost het probleem zich vanzelf op.’ Het is een opmerking die wel past bij de provocerende toon die Bakas zich in zijn publieke optreden graag aanmeet. Een toon die in het boek overigens veelal wegblijft. Het hybride scenario is een mix van het turbo- en retro-scenario. Kenmerkend is dat groepen elk hun eigen tempo bepalen en daarmee ook meer en meer uit elkaar groeien. In het afsluitende deel geven de auteurs tips en actiepunten¸ gerangschikt naar beroepsgroep of rol in de maatschappij. Een aardig overzichtje, vooral gericht op het benutten van kansen. Maar dit deel steekt net als de scenario’s wat schril af tegen het dragende deel II. Het magere einde echter doet weinig af de kwaliteit van ‘De toekomst van werk’. Adjiedj Bakas en Martijn van der Woude zijn er namelijk goed in geslaagd om een toegankelijk, breed opgezet trendoverzicht te maken, waarmee ze een breed publiek prikkelend aan het denken zetten over de toekomst. Als cultuuroptimisten gaan ze die toekomst zelf met vertrouwen tegemoet. Werk wordt alleen maar leuker. Geplaatst in ZP en Ondernemen, ZP en Politiek | 2s Reacties
Nieuwe SER broodnodig voor innovatief Nederland Geplaatst 28 december 2009 door Arjan van den Born Stel je bent de pater familias van een groot familiebedrijf. Jij leidt het bedrijf al jaren samen met je twee volwassen zonen. Naast deze twee oudere zonen heb je ook nog een dochter, een nakomelingetje. Naarmate zij ouder wordt groeit dit meisje uit tot een briljante jonge vrouw. Ze heeft voortdurend goede en vernieuwende ideeën voor het familiebedrijf. Sterker nog, je bent ervan overtuigd dat het bedrijf niet winstgevend is zonder haar. Om deze reden wil je haar, naast je twee zonen, ook een belangrijke positie geven in het management team. Omdat je de beide zonen niet wilt passeren, vraag je hun om advies. Na kort beraad komen zij bij je terug. Wat hun betreft hoeft hun zusje niet in het management team omdat de zonen haar ideeën wel kunnen inbrengen. Wat doe je dan als vader en verantwoordelijk leider van een groot bedrijf? Het is precies deze vraag die minister Donner zich moet afvragen. Hij heeft in augustus 2009 de SER advies gevraagd over de vertegenwoordiging van de zelfstandigen in de SER. Omdat er in Nederland inmiddels ongeveer 1,3 miljoen zelfstandigen zijn (700.000 fulltime zzp-ers, 300.000 parttime zzp-ers en 300.000 zelfstandigen met personeel) en omdat deze groep onstuimig groeit (elk jaar 100.000 starters), vroeg de minister zich af of deze groep wel voldoende vertegenwoordigd wordt. Vorige week heeft de SER hierover geadviseerd. Het advies is heel duidelijk; werkgevers en werknemers wensen geen wijzingen in de zetelverdeling. Volgens beide partijen is dit niet nodig omdat de huidige organisaties van werkgevers en werknemers heel goed in staat zijn de zelfstandigen te vertegenwoordigen. Maar dit is natuurlijk nonsens. De belangen van werkgevers, werknemers en zelfstandigen lopen in het geheel niet parallel. Zeker niet in de SER waar vooral de grote werkgevers en de traditionele arbeiders en ambtenaren vertegenwoordigd zijn. Juist die groepen die het meest te duchten hebben van de komst van een flexibele, innovatieve netwerkeconomie. Werkgevers zijn bang dat talentvolle individuen hun bedrijf gaan verlaten en voor zichzelf beginnen, werknemers zijn bang dat zij verworven rechten verliezen. Om het gevaar te beteugelen, probeert men het inspraakrecht van zelfstandigen in te kapselen. De groei van het aantal zelfstandigen is een logisch gevolg van de gestage opkomst van de creatieve en innovatieve sectoren in de economie. Dit heeft twee belangrijke implicaties. Allereerst neemt individuele kennis steeds meer de rol van kapitaal over als de belangrijkste productiefactor. Ten tweede wordt economische productie steeds meer georganiseerd in projecten met tijdelijke rollen in plaats van in lijnorganisaties met onveranderlijke functies. Een flexibele markt met zelfstandige kenniswerkers en tijdelijke contracten past veel beter bij zo’n economie dan de traditionele arbeidsmarkt met langdurige dienstverbanden. In het voorjaar van 2010 moet de SER nader advies geven over de positie van zelfstandigen. Centraal staat daarbij de vraag hoe de sociale zekerheid moet worden ingericht. Op dit moment zijn er nog grote verschillen tussen de bescherming van werknemers en die van zelfstandigen. Waar de werknemer goed beschermd is tegen de grote sociale risico’s, zoals economische neergang, ouderdom, ziekte en arbeidsongeschiktheid, is deze bescherming voor zelfstandigen grotendeels afwezig. Dit is op zijn minst merkwaardig. Niet alleen is het gemiddelde inkomen van zelfstandigen lager dan dat van werknemers, een zelfstandige loopt ook nog eens grotere risico’s dan een werknemer. Bovendien is het onderscheid tussen zelfstandige professionals en professionals in loondienst in rap tempo aan het verdwijnen. De meeste kenniswerkers in loondienst ‘hoppen’ elke paar jaar van functie naar functie, werken in projecten, zijn zelf verantwoordelijk voor het verloop van hun carrière en worden tenslotte ook nog eens bij de eerste de beste economische tegenslag ontslagen. Net zelfstandigen eigenlijk. Het is dus des te vreemder dat de ene groep wel goed wordt beschermd door de overheid en de andere groep niet of nauwelijks. Dit is daarom een pleidooi voor het heruitvinden van de sociale zekerheid. Niet meer gebaseerd op het kunstmatige onderscheid tussen werknemer en zelfstandige, maar op het individu. Elk mens zou recht moeten hebben op een basisverzekering voor de belangrijkste sociale risico’s. Voor ouderdom en ziekte hebben we zo’n individuele basisverzekering al, voor economisch risico en arbeidsongeschiktheid zullen we dit opnieuw moeten regelen. Terug naar hoe we dat vroeger hadden met AOW, ABW (bijstand) en AAW (arbeidsongeschiktheid). Deze bescherming kan beperkt zijn want van professionals mag je verwachten dat zij individuele verantwoordelijkheid dragen. En wie meer dan deze minimumuitkering wil hebben kan zich bijverzekeren bij een commerciële verzekeraar. Werkgevers en werknemers kunnen dit onderling organiseren en zelfstandigen mogen zelf bepalen of en hoe ze zich bijverzekeren. Het is de vraag of de SER in staat is om zelfstandigen voldoende ruimte te geven en tegelijkertijd de noodzakelijke vernieuwingen in de sociale zekerheid in gang te zetten. Ik heb er een hard hoofd in. Het is waarschijnlijker dat de werknemers en werkgevers slechts aan belangenbehartiging doen en stevig opkomen voor hun conservatieve achterban. In dat geval zal de kenniseconomie stagneren en daarvoor zullen wij allemaal de rekening betalen. Geplaatst in ZP en Politiek | Laat een reactie achter
Inhuur flexkrachten door overheid gaat met onnodige risico’s gepaard Geplaatst 20 december 2009 door Mark Bassie Gemeenten huren steeds vaker flexkrachten in, variërend van uitzendkrachten tot en met interim-managers en projectleiders. Op zich niets bijzonders, want dit hoort bij een trend in die we al jarenlang zien bij allerlei organisaties, namelijk om een flexibele schil van 15 tot 30% aan te houden naast de medewerkers in vaste dienst. Wat wel een toenemend probleem is dat het overzicht in veel gemeenten zoek is over wie er wordt ingehuurd en met welke tussenbureaus er wordt samengewerkt. In de afgelopen jaren is er al menige gemeentesecretaris of directeur Bedrijfsvoering in de problemen gekomen na kritische vragen uit de gemeenteraad of de lokale krant hoeveel geld er eigenlijk aan inhuur wordt besteed. Het stereotype antwoord hierop is meestal dat men dat niet zo gauw weet en dat er een onderzoek naar komt. Tegen de tijd dat de aantallen en kosten dan op tafel liggen, spreekt iedereen er openlijk schande van en het publieke oordeel is dan al lang geveld. Het vreemde is dat het beheer van de flexkrachten zo achterblijft bij het beheer van de medewerkers in dienst. Als je 100 medewerkers in dienst hebt dan vindt iedereen het vanzelfsprekend dat je daar een goed personeelsinformatiesysteem voor aanschaft terwijl de meeste gemeenten het beheer over honderd flexkrachten via Excel doen en de kosten bijhouden door alle ingekomen facturen bij elkaar te tellen. Voeg hieraan toe dat gemeente ook de nodige juridische en integriteitsrisico’s loopt als de administratie rond flexkrachten niet op orde is. De gemeente doet er bijvoorbeeld verstandig aan om te zorgen bij inhuur van een zzp’er, voor een kopie van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR-verklaring) van de fiscus en die 5 jaar lang netjes te bewaren. Anders loopt de gemeente het risico aangeslagen te worden als werkgever. Een ander voorbeeld is de aansprakelijkheid van de gemeenten voor de afdrachten van de bemiddelingsbureaus in het kader van de wet Ketenaansprakelijkheid. En in het kader van de bevordering van de integriteit van het openbaar bestuur is het belangrijk dat gemeenten goed bijhouden door welke flexkrachten een verklaring omtrent gedrag (VOG) is aangevraagd maar nog niet is ontvangen. Er wordt door de meeste gemeenten wel veel tijd en energie gestopt in een goede openbare aanbesteding. Om met een aantal flexbureaus een mantelcontract te sluiten over de inhuur, maar als dat contract dan eenmaal is gesloten, dan wordt er heel vaak buiten het contract om ingehuurd tegen de normale tarieven, waardoor de verborgen administratieve kosten alleen maar toenemen. Hier zit een deel van de oorzaak van het gebrek aan beheer: de afdeling Inkoop zorgt voor een goed mantelcontract, de afdelingshoofden zijn als integraal manager beslissingsbevoegd over de inhuur en de afdeling P&O mag proberen om het overzicht te bewaren, wat meestal niet lukt. De oplossingen voor de genoemde problemen en risico’s zijn niet eenvoudig. Het begint met bewustwording en het bepalen van een visie op de betekenis inhuur voor de eigen organisatie en het eindigt met implementatie van een goede tool om de contracten digitaal te beheren en professioneel contractmanagement. Geplaatst in Professioneel inhuren | Tags inhuur, overheid | Laat een reactie achter