"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Acht fouten in het bruto/netto werknemer/zzp-model van Financiën. Toch ligt het straks op de formatietafel.

“Zelfstandigen betalen flink minder belasting dan werknemers. Het zorgt voor oneigenlijke prikkels.” Het ministerie van Financiën maakte een tabelletje om die veelgebruikte aannames te onderbouwen. Een tabelletje dat straks op de formatietafel ligt. Alleen – en dat weten ze zelf ook wel – het modelletje rammelt aan alle kanten.

In het kort

Het rekenmodel van het ministerie van Financiën wil aantonen dat zelfstandigen minder belasting betalen dan werknemers. Maar dit rekenmodel:

  • gaat uit van een theoretische situatie die geheel niet aansluit bij de praktijk
  • schetst een eenvoudig en eenduidig beeld, terwijl de werkelijkheid veel complexer en diverser is
  • gaat op onderdelen uit van onjuiste aannames

Politieke besluiten worden te vaak gemaakt op basis van rekenmodellen van ministeries en adviesorganen, zonder dubbelcheck bij bronnen van buitenaf. De onderliggende aannames van die ministeriële modellen zijn weinig transparant en worden voor lief aangenomen. De modellen leiden ertoe dat de politiek besluiten neemt die volgens die theoretische modellen goed uitpakken, maar de praktijk is vaak heel anders. Aldus Tweede Kamerlid en econometrist Pieter Omtzigt in zijn boek ‘Een nieuw sociaal contract’.

Terugredeneren

Het modelletje waarmee het ministerie van Financiën wil aantonen dat zelfstandigen veel minder belasting betalen zou zo maar een voorbeeld daarvan kunnen zijn. Immers, vanuit ambtelijke kringen is nu vaak genoeg genoemd dat de verschillen in fiscale faciliteiten tussen werknemers en zelfstandigen een probleem is. Dus dan is het ook wel goed via een modelletje te laten zien dat dat verschil er ook daadwerkelijk is.

In het rapport van de Commissie Regulering van Werk staat die berekening. Hij zal – bijgewerkt voor de situatie in 2021 – straks tussen de formatiestukken zitten.

Maar klopt het eigenlijk wel? Nou, nee.

Onjuiste en verkeerde aannames

Wie kritisch naar de berekening en aannames kijkt, komt op acht punten die onjuist zijn of waar op zijn minst grote vraagtekens bij gezet kunnen worden.

De tabel kan je via deze link vinden. Wat doet het ministerie van Financiën hier? Nu, ze nemen een vrij willekeurig (of althans zo lijkt het) bruto salaris van een werknemer (50.000 euro per jaar), berekenen wat daarvan de werkgeverslasten zijn en wat een werknemer netto overhoudt. Ze rekenen vervolgens door wat een zelfstandige (IB ondernemer, eenmanszaak) netto overhoudt indien hij/zij het bedrag aan werkgeverslasten van deze werknemer zou krijgen als omzet. Daarbij wordt als aanname gedaan dat wat werkgever en werknemer samen betalen aan premies voor pensioen en arbeidsongeschiktheidsverzekering, de zelfstandige uitgeeft aan eigen voorzieningen.

(Het ministerie doet dat ook voor mensen met een bv. Dat laten we hier even buiten beschouwing, simpelweg omdat de politieke discussie zich lijkt toe te spitsen op de afschaffing of versnelde afbouw van de zelfstandigenaftrek. En die krijgen zelfstandigen met een bv niet.)

De bezwaren tegen dit model zitten hem zowel in een aantal aannames als in de manier van berekenen. Plus het feit dat hier van theoretische uitgangspunten wordt uitgegaan die niet overeenkomen met de praktijk.

De fouten, onjuiste aannames en misvattingen op een rij:

  1. Grote verschillen in salarisniveau worden genegeerd.

Er wordt in dit model uitgegaan van slechts één situatie. Een ogenschijnlijk willekeurig gekozen jaarsalaris van € 50.000 (waarschijnlijk inclusief vakantiegeld).

Wie rekent met de belastingdruk van zelfstandigen weet natuurlijk dat er flinke verschillen zijn bij een verschillende omzet of inkomensniveau. Vooral omdat de zelfstandigenaftrek een vast bedrag is, dat niet afhankelijk is van je omzet. Die aftrek heeft dus een veel hogere impact bij lagere inkomens en een veel kleinere impact bij hoge inkomens. Als je alle aannames in dit model aanhoudt, dan krijg je voor andere inkomens heel andere uitkomsten.

De marginale belastingdruk bij inkomens tot € 30.000 is voor werknemers veel hoger dan voor zzp’ers, maar tussen de € 30.000 en € 40.000 is die voor zzp’ers een stuk hoger. Laagbetaalde zzp’ers hebben dus een veel groter belastingvoordeel dan laagbetaalde werknemers.

Bedenk hier verder nog dat de maximale pensioenpremie voor werknemers (ongeveer € 25.000) flink hoger is dan het maximale bedrag dat een IB-ondernemer voor zijn oudedagsreserve mag aftrekken (in 2019 was dat: € 8.999). Ook dat levert een forse afwijking van dit model op.

  1. De pensioenpremie voor werknemers is te laag berekend.

In het model wordt uitgegaan van een pensioenpremie van € 6.055, inclusief eventuele voorzieningen voor VUT of vervroegd pensioen, die werkgever en werknemer samen betalen bij het jaarsalaris van € 50.000. Dat bedrag – zo’n 12% van het brutoloon – is veel te laag. Pensioenfondsen als het ABP en Zorg & Welzijn zitten op 25% pensioenpremie (zonder VUT) over het gedeelte van het inkomen dat uitstijgt boven ongeveer € 13.500 (de pensioenfranchise). In het bedrijfsleven ligt het percentage vaak nog fiks hoger. Unilever verlaagde recentelijk het percentage van 60% naar 40%. Wanneer we het op die 25% houden, dan zou bij dit voorbeeld inkomen van € 50.000 (na aftrek franchise)  € 36.500 over blijven om te belasten met pensioenpremie, en 25% van € 36.500 is € 9.125, flink meer dan € 6.055.

Dit is relevant. Want in dat geval gaat de omzet van de IB-ondernemer met € 3.070 omhoog en betaalt hij dus ook extra belasting en krijgt hij/zij minder heffingskorting. En voor de werknemer werkt dat juist precies andersom. Minder belastingen en meer kortingen.

In de oorspronkelijke tabel valt het saldo te betalen belastingen/te ontvangen kortingen € 408 gunstiger uit voor de IB ondernemer ten opzichte van een werknemer. Echter na deze correctie op de hoogte van het pensioen, draait dat beeld. Nu betaalt de IB ondernemer (na verrekening heffings- en arbeidskorting) bijna € 1.800 méér dan de werknemer.

Ook belangrijk is dat waar de pensioenpremie van de werknemer € 9.125 bedraagt, de IB-ondernemer dat bedrag niet geheel fiscaal kan aftrekken. De maximaal aftrekbare oudedagsreserve voor de IB-ondernemer uit het rekenmodel, met een winst van € 67.479, is namelijk maar € 6.370. Dat is toch een flink lagere aftrekpost. Zo verdwijnt al een flink deel van het verschil tussen wat een zzp’er en een werknemer aan belasting betaalt. Plus, het zou logisch zijn dat het niet-aftrekbare deel van deze pensioenvoorziening als reservering nog af gaat van het netto inkomen van de zelfstandige.

  1. Veel zzp’ers hebben geen arbeidsongeschiktheidsverzekering. En dus geen aftrekpost.

Een van de fundamentele verschillen tussen het model en de werkelijkheid is dat het model er vanuit gaat dat zzp’ers een aftrekbare verzekering voor arbeidsongeschiktheid (aov) hebben. Het CBS laat zien dat 80% van de IB-ondernemers die helemaal niet heeft. Ze hebben dus ook die aftrekpost niet.

Voor deze 80% van alle zzp’ers is de werkelijkheid dus anders dan dit model. Immers: geen premie, levert geen aftrekpost op en dus ook een kleiner verschil in te betalen belastingen.

Overigens is het ook zo dat een premie voor een aov niet per se aftrekbaar is. Een verzekering met een niet-aftrekbare premie levert namelijk ook een niet-belastbare uitkering op. Dat kan een keuze zijn. Dus zelfs niet de volledige 20% van de zzp’ers met een aov kan de kosten daarvan aftrekken.

Dit wil nog niet zeggen dat zzp’ers zonder verzekering geen voorzieningen treffen voor arbeidsongeschiktheid. Ze doen dat alleen op een fiscaal niet-aftrekbare manier. Zo levert een bijdrage aan een broodfonds (officieel een schenking) geen fiscaal voordeel op. Ook het opbouwen van eigen financiële buffers geldt niet als aftrekpost.

  1. Fiscaal aftrekbaar pensioen: ook dat hebben lang niet alle zzp’ers.

Een vergelijkbaar punt van kritiek: een kwart van alle zzp’ers heeft geen enkele pensioenvoorziening (bron: CBS). Dus ook geen aftrekpost.

Maar ook hier geldt dat van de driekwart die wel aan een pensioenvoorziening werkt, een deel dat doet op een manier die (nu) geen fiscaal voordeel oplevert, waarover in het volgende punt meer. Ook hier wijkt de realiteit fors af van het model.

  1. Zzp’ers hebben geen ww-verzekering, maar sparen wel.

Het is ondoenlijk om alle indirecte kosten van werknemers of ondernemers in dit model op te nemen. Dus logisch dat dat ook niet gedaan is.

De rekenmeesters van Financiën hebben bij de werkgeverskosten wel de post ‘reservering doorbetaling bij ziekte’ opgenomen. Die zien we alleen niet terug bij de IB ondernemer, terwijl die toch ook wel eens ziek is.

Verder zien we de WW premies bij de werknemer. En niets bij de IB ondernemer, terwijl ook die wel eens zonder werk zit.

De IB ondernemer verrekent dit soort risico’s in zijn tarief. Zo staat het ook in de tabel. Wat echter niet in de tabel staat, is dat een IB ondernemer een deel van zijn inkomsten ook apart zet. Iets wat een werknemer niet hoeft te doen. Gelukkig doen IB ondernemers dat ook, hun vermogen is hoger dan dat van werknemers (waarover later meer).

Een goede vergelijking tussen werknemer en IB ondernemer kan niet zonder het opnemen van een post ‘reserveringen’, waarin – om de manier van opbouw van deze tabel aan te houden – uitgegaan kan worden van de premies die de WG betaalt voor een werknemer.

En geld opzij zetten, voor ziekte, periodes zonder werk of voor pensioen dat doen zelfstandigen in de praktijk gelukkig massaal. Niet iedere zelfstandige doet genoeg (of kan dat genoeg doen), maar CBS cijfers laten zien (zie hier) dat zzp’ers een flink hoger vermogen hebben dan werknemers (bijv 37% meer dan twee ton, bij werknemers is dat 18%). Bovendien bestaat het vermogen van werknemers voor 68% uit hun eigen woning, bij zzp’ers is dat veel minder: 41%.  (Het feit dat daardoor mogelijk relatief meer zzp’ers in box 3 belasting betalen dan werknemers, laten we hier verder buiten beschouwing).

  1. Werk met werk vergelijken, niet geld met geld.

De tabel van het Ministerie van Financiën gaat er vanuit dat de winst (omzet minus bedrijfskosten) van een IB ondernemer gelijk is aan een brutosalaris plus de werkgeverslasten. Dat is in theorie leuk, maar de praktijk werkt natuurlijk totaal anders.

Dat maakt deze tabel zinloos indien men inzichtelijk wil maken dat fiscale ‘prikkels’ keuzes van  werkenden of werkgevenden beïnvloeden.

En ja,  een werkgever zal vast wel eens gaan zitten rekenen om te bekijken wat het verschil is om voor een bepaalde taak een werknemer in dienst te nemen of daar een zelfstandige voor in te huren. Ook zelfstandigen doen dat, verstandig overigens.

Echter dan gaan beiden wel uit van ‘marktprijzen’. Dat is het salaris van iemand die bepaalde werkzaamheden kan verrichten vs het uurtarief van iemand die het vergelijkbare werk doet, maar dan als zelfstandige (waarbij we, voor het gemak, net als het ministerie alle indirecte kosten maar even buiten beschouwing laten).

Een voorbeeld: in dit rekenmodel wordt uitgegaan van een bruto maandsalaris van ongeveer € 3.850 Dat is het salarisniveau van bijvoorbeeld een HR-adviseur met een jaar of zeven à tien werkervaring. Wil je voor hetzelfde werk een zzp’er inhuren, dan is een marktconform uurtarief zo’n € 70. Een jaar lang (zeg: 1400 uur, nog wat zuinig genomen) zo’n persoon inhuren kost € 98.000 (ex btw, ook een onderwerp dat we maar even buiten deze discussie laten). Terwijl de totale werkgeverslasten van een medewerker conform het model € 64.409 bedragen. Een meerprijs die een werkgever om verschillende redenen eventueel bereid is te betalen. Dus: voor die vierenzestigduizend euro kán je helemaal geen zzp’er inhuren die hetzelfde werk doet.

De belangrijkste consequentie van dit punt is dat een IB-ondernemer (na aftrek van nog wat bedrijfskosten) dus een flink hoger inkomen heeft dan dat van iemand die het vergelijkbare werk doet in loondienst. En dus niet minder maar juist flink meer inkomstenbelasting betaalt dan die werknemer, ook nadat je de fiscale voordelen meerekent.

Bron: zie dit artikel voor meer uitleg.

In een beperkt aantal sectoren en beroepen is het aanbod van werkenden flink groter dan de vraag en dus staan tarieven onder druk. In die gevallen liggen uurtarieven van zzp’ers onder die van werknemers. Denk aan de media, vervoer, transport, schoonmaak. Maar wie kijkt naar uurtarieven en die vergelijkt met salarissen ziet dat in verreweg de meeste beroepen het uurtarief hoger ligt. Door schaarste, door de prijs van flexibiliteit, door de extra expertise die een zzp’er meebrengt, door marktomstandigheden. De Zelfstandigen Enquête Arbeid  van TNO/CBS laat zien dat het gemiddelde uurtarief van ‘zzp’er-diensten’ op € 60,30 euro per uur ligt.

Kortom : wie wil laten zien hoe fiscale prikkels werken (of niet) voor werkenden of werkgevers heeft niets aan dit theoretische model, maar moet uitgaan van praktische vergelijkingen tussen werknemers en zzp’ers die hetzelfde werk doen.

Het feit dat het belastbaar inkomen van vergelijkbare werkenden bij zelfstandigen dus vaak hoger ligt, heeft ook zijn effect op de toeslagen: die lopen ze eerder mis dan werknemers die hetzelfde werk doen.

  1. Lang niet alle IB-ondernemers maken gebruik van de zelfstandigenaftrek.

Dan nog de zelfstandigenaftrek. Die hoort natuurlijk in een theoretisch modelletje. Maar de praktijk is dat een deel (waarschijnlijk 20-25%) van alle IB-ondernemers helemaal geen gebruik (kan) maken van de zelfstandigenaftrek of maar gedeeltelijk. Dat zal vooral spelen bij inkomens die lager zijn dan in het hier gebruikte voorbeeld. Voor die groep pakt een dergelijke berekening heel anders uit.  Overigens wordt de zelfstandigenaftrek al flink afgebouwd: in 2020 bedraagt deze nog € 7020, in 2036 zal het € 3240 zijn.

  1. Het afschaffen van fiscale voordelen kost ook geld.

Tot slot nog een punt dat niet gaat over dit model, maar wel over de aanleiding. De Commissie Borstlap – en zij niet alleen – pleit voor een afschaffing van de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling omdat dat oneigenlijke prikkels zijn om zelfstandig te worden. In de voorbereidende stukken voor de formatie – “Ombuigings- en intensiveringslijst 2021” – heeft het ministerie van Financiën dan ook alvast de opbrengsten van de afschaffing van deze fiscale voordelen opgenomen.

Echter, als de aanname van de Commissie Borstlap juist is, dan gaan zelfstandigen na afschaffen van de prikkels (weer) massaal in loondienst. Zoals we bij punt 8 gezien hebben, gaat een deel van hen er in inkomen (flink) op achteruit. Ze gaan dus minder inkomstenbelasting betalen dan wat ze als ondernemer gewend waren. Sommigen krijgen door het lagere inkomen ook (meer) toeslagen. Dit (theoretische) effect, die de opbrengst van het afschaffen van de fiscale voorzieningen voor zelfstandigen beperkt, zien we niet terug in de doorrekening.

Discussie nodig. Wel met juiste cijfers en in de juiste context.

De fiscale voorzieningen voor zelfstandigen zijn wat mij betreft niet heilig. Ze zijn ooit ingevoerd met bepaalde doelstellingen. Altijd goed om daar nog eens naar te kijken. Betrek het bovenal – zoals de Commissie Borstlap pleit – in een bredere discussie over de vernieuwing van de arbeidsmarkt. Overzie alle consequenties. Maar daarvoor is het wel nodig dat informatie correct en betrouwbaar is en de complexiteit laat zien. Het Ministerie van Financiën kan vast beter rekenen dan wij, maar hieronder een eerste poging om het tabelletje uit het rapport Borstlap te corrigeren op de bovenstaande punten.

  • (pdf versie tabel hierboven staat hier)   
  • (pdf versie tabel uit rapport Cie Borstlap hier)
Hugo-Jan Ruts is 'editor-in-chief' en uitgever van ZiPconomy. Bekijk alle berichten van Hugo-Jan Ruts

8 reacties op dit bericht

  1. Uitstekend rekenwerk en het model van financiën is inderdaad een modelletje. Dat had beter gemoeten, gegeven de ‘taakvolwassenheid’ van de ambtenaren aldaar.

    Een van de kwalitatieve aspecten waaraan voorbij wordt gegaan is dat veel DGA’s op zich wel IB ondernemers hadden willen en kunnen zijn, maar dit om twee redenen niet doen:
    1) aansprakelijkheid
    2) problemen bij het verwerven van opdrachten wegens de wet DBA.

    • Paul, dank voor je reactie. toch nog maar even: het hebben van een reguliere eenmans-BV geeft geen ‘Wet DBA’ garantie.

  2. Goed stuk (onderzoeks)werk . Ik vraag me alleen altijd af; wat kunnen wij, en jullie hiermee om de politiek ook de ogen te openen. Tot nu toe worden alle debacles achteraf pas gezien en onderzocht. De politiek houdt zich willens en wetens doof.
    En de kiezers blijven blind tijdens verkiezingen….

    • dank, Steven van Weyenberg (D66) heeft ondertussen al Kamervragen gesteld nav dit artikel.

  3. Koolmees heeft slecht werk gedaan sorry had echt veel vertrouwen in hem. Op het ministerie van economische zaken en een paar andere instellingen is in ieder geval alvast een verbod op het inhuren van zzp IT-ers (een van de groepen die juist niet getroffen zou moeten worden!) het is zo dat als men 40.000 winst maakt je 0 ib en ca 1000 premie volksverzekeringen betaald als zelfstandige (als je wat reguliere aftrekposten hebt). Het echte gevaar van een zzp-er komt dat wanneer men stopt en al uitstel van betaling heeft dan blijft er een schuld van c.a. 2 -4 jaar IB met eventuele BTW over en dat is iets dat je in loondienst nooit kunt afbetalen.

    Wat hier overigens niet mee genomen is hoe ik mijn pensioen opbouw! Aangezien de belastingregels simpel zijn voor een eenmanszaak betaal ik liever IB en gebruik mijn netto geld voor pensioen, dit heeft een reeks van voordelen, natuurlijk is het zo dat veel mensen van mening zijn dat je beter een pensioen kunt opbouwen met bruto geld (schuldgeld) maar houdt er even rekening mee dat wanneer je komt te overleden dit bruto geld gewoon in de zakken van pensioenbeheerders verdwijnt en jou partner of wezen maar een schijntje krijgen van het pensioen kapitaal dat jij hebt opgebouwd!

  4. Goed werk, maar er mist een hele categorie aan kosten die ZZP-ers wel hebben en wat werknemers ‘geschonken’ wordt.
    Er wordt hier net gedaan alsof omzet ook winst is, maar er zijn ook kosten zoals:
    – opleiding
    – reiskosten
    – boekhouder
    – aansprakelijkheidsverzekering