"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

“600 euro is een fooi voor uitzendkrachten”

“Uitzendkrachten zijn belangrijk voor onze economie en mogen niet het kind van de rekening worden. Laten we hen dus niet afschepen met een fooi.” zo schrijft Jurriën Koops, directeur ABU, in reactie op kabinetsplannen voor een compensatieregeling voor flexwerkers.

Interessant om te zien hoe zaken gaan in de aanloop naar het nieuwe steunpakket van het kabinet. Gisteravond in het nieuws: het kabinet wil flexwerkers die door de coronacrisis hun baan hebben verloren, tegemoetkomen met een uitkering van 600 euro per maand. Ze moeten, als ze ervoor in aanmerking willen komen, kunnen aantonen dat ze voor de coronacrisis 600 euro of meer per maand verdienden. Met in beeld: studenten die bijverdienen.

Laten we eens kijken naar de feiten. Jaarlijks werken er ruim 834.000 uitzendkrachten in Nederland. 37% van hen, bijna 310.000, is jonger dan 24 jaar. 63% is ouder, waarvan 22% ouder is dan 45 jaar. Uit eigen onderzoek blijkt dat een groot deel van deze populatie afhankelijk is van uitzendwerk als hoofdbron van inkomsten.

Nog meer cijfers: de grootste groep uitzendkrachten ontvangt een basisuurloon (40 uur) van 1,1 tot 1,3 keer het wettelijk minimumuurloon. 9% heeft een basisuurloon van precies het WML en 20% ontvangt tussen de 1,3 en 1,5 keer het WML. Bijna 10% krijgt twee maal het WML. Uitzendkrachten werken gemiddeld 30 uur per week.

U begrijpt: dé uitzendkracht bestaat niet. De flexwerker evenmin. Bovenal: 600 euro is voor veel uitzendkrachten een fooi. Daar kun je je vaste lasten en boodschappen maar een paar dagen van betalen.

De ABU juicht toe dat het kabinet nadenkt over een regeling voor flexkrachten. Dat is nodig. Wat dan wel te doen? De ABU pleit al langer voor een speciale corona-WW. Essentie is een soepele toegang tot de WW: voor toegang moet een uitzendkracht acht uit twaalf weken hebben gewerkt (i.p.v. 26 uit 36 weken). Ook willen wij dat de hoogte van de WW-uitkering tijdens de periode van drie maanden wordt verhoogd. Deze uitkering wordt betaald uit de premies die werkgevers afdragen.

Deze crisis gaat langer duren dan we denken en gaat een hoge tol eisen van Nederland. Uitzendkrachten leveren een belangrijke bijdrage aan onze economie. Zij mogen niet het kind van de rekening worden. Laten we hen dus niet afschepen met een fooi.

Drs. J.H. (Jurriën) Koops is sinds 2014 directeur van de ABU. Hij is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding aan de organisatie. Koops studeerde Algemene Economie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en begon zijn carrière als beleidsadviseur bij CNV Bedrijvenbond. In 1999 maakte hij de overstap naar Start, waar hij werkzaam was als Senior consultant Business Development. In 2002 begon hij bij de ABU als coördinator Team Arbeidsvoorwaarden en Juridische Zaken. In 2009 werd hij benoemd tot adjunct-directeur en in 2012 tot directeur Sociale Zaken. Sinds 2014 is hij directeur van de ABU. Naast zijn reguliere werkzaamheden vervult hij diverse bestuurslidmaatschappen, zoals voorzitter STOOF en bestuurslid SNCU. Bekijk alle berichten van Jurriën Koops

2 reacties op dit bericht

  1. Het kan een fooi zijn voor de een, maar een zegen voor de ander. Er zijn er zat die niet aan de minimum eis voldoen. Die heb ben pas recht van spreken!

  2. Ik begrip de titel “600 euro is een fooi voor uitzendkrachten” nog niet. Noch de bedoeling van het artikel.
    1) De € 600 is voor ‘flexkrachten’. Dat begrip verschilt van ‘uitzendkracht’. Er is overlap. Worden hier ‘appelen’ met ‘peren’ gemengd?
    2) Alle mensen zijn uniek. Toch lees ik: 600 euro is voor veel uitzendkrachten een fooi. Daar wordt één argument voor genoemd: ‘Daar kun je je vaste lasten en boodschappen maar een paar dagen van betalen’.
    Kennelijk heeft hij toch een gemiddelde mens in zijn hoofd. Maar welk gebruikelijk/normaal uitgavenpatroon op week- of maandbasis wordt hier als norm voor dit oordeel gehanteerd?