"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

WAB nog geen gelopen race voor Koolmees

De Eerste Kamer heeft forse kritiek op de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB). Vooral de VVD-senatoren, die willen op z’n minst uitstel. De invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) per 1 januari 2020 is dus nog alles behalve zeker.

Waar staan we nu met de WAB? Minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft begin 2018 zijn Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) gepresenteerd. Dit is een voortvloeisel uit het regeerakkoord, waarin het kabinet Rutte III de vermeende kloof tussen vaste contracten en flexcontracten wil verminderen.

Aangenomen in Tweede Kamer

Het wetsvoorstel is op 7 november 2018 ingediend in de Tweede Kamer. Op 5 februari jl. heeft de Tweede Kamer de WAB aangenomen. Naast de regeringspartijen stemden ook de SGP en FvD voor. Ondanks tegensputterende werkgeversorganisaties als VNO-NCW en MKB-Nederland, arbeidsrechtadvocaten en ondernemers uit de uitzendbranche, heeft Koolmees de WAB dus vrij vlot door de Tweede Kamer weten te krijgen.

Eerste Kamer kritisch

Het wetsvoorstel ligt dus nu in de Eerste Kamer. Koolmees zou natuurlijk ook graag de WAB snel – vóór de installatie van de nieuwe Eerste Kamer – door de Eerste Kamer loodsen. De plenaire behandeling staat gepland op 20 en 21 mei. Maar hier stuit Koolmees op veel meer tegenstand. De Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 30 april jl. forse inhoudelijke kritiek geuit op het huidige wetsvoorstel.

Wachten op Commissie Borstlap?

Zo begrijpen de VVD-senatoren niet waarom minister Koolmees invoering van de WAB zo urgent acht. De VVD’ers vragen zich af hoe hij die ‘urgentie’ verklaart in het licht van het feit dat er in de afgelopen twee jaren volgens CBS 270.000 arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur zijn bijgekomen, terwijl in die periode circa 89.000 flexibele arbeidsovereenkomsten zijn gesloten. M.a.w. als het aandeel vast (zowel absoluut als procentueel) fors is gestegen ten opzichte van flex, wat is er dan zo urgent? Heeft de arbeidsmarkt haar werk niet gewoon goed gedaan?

Volgens de VVD-fractie zijn deze cijfers voldoende aanleiding om de evaluatie van de – door Asscher in 2015 ingevoerde – Wet Werk en Zekerheid af te wachten ‘voordat de arbeidsmarkt opnieuw wordt geconfronteerd met ingrijpende wet- en regelgeving’. De Eerste Kamerleden van de VVD vragen zich af of latere invoering van de WAB – als onderdeel van de bredere aanpak die zal worden voorgesteld door de Commissie-Borstlap  – sowieso niet vroeg genoeg is?

In zijn nadere memorie van antwoord (van 7 mei) ) reageert minister Koolmees op de vragen van de VVD-senatoren. De minister blijft van mening dat de huidige wet- en regelgeving er onvoldoende in slaagt ‘werkgevers en werknemers te ondersteunen bij het aangaan van een arbeidsrelatie die aansluit bij hun behoefte en de aard van het werk’. Voor werkenden zijn volgens Koolmees de kansen op de arbeidsmarkt ongelijk verdeeld. ‘Perspectief op een vast contract voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt is vaak ver weg’. Vandaar de urgentie van invoering van de WAB dus.

Uitzenden duurder

Ook wil de VVD-fractie in de Eerste Kamer eerst prangende vragen over uitzenden en payroll beantwoord zien. Zij wijzen op een analyse van de NBBU waaruit blijkt dat de WAB leidt tot meer aanzienlijke meerkosten voor uitzendbureaus. Alleen al door de invoering van de transitievergoeding vanaf de eerste dag zal volgens de NBBU de kostprijs met 2,78% stijgen. Daarbij komt dat veel uitzendbureaus – die nu nog gebruik maken van voordelige sectorverloning – straks een hogere WW-premie gaan betalen. In zijn antwoord hierop (nadere memorie van antwoord, 7 mei) plaatst minister Koolmees tal van kanttekeningen bij de berekeningen van de NBBU. Maar daarmee is de discussie nog niet ten einde.

Payrollmaatregelen onuitvoerbaar

Verder wijzen de VVD-senatoren op de onduidelijkheid rondom (de definitie van) payrolling, voor de Raad van State eerder al reden om te adviseren de maatregelen rondom payrolling uit de WAB niet in te voeren.

Als er met de WAB een onderscheid komt tussen uitzendkrachten en payrollkrachten, betekent dat dan dat alle uitzendondernemingen in Nederland (zo’n 14.000) per 1 januari 2020 dienen te bepalen of zij uitzendkrachten of payrollkrachten in dienst hebben en daarnaar dienen te handelen? Nog afgezien van de rechtszekerheid, hoe zit het met de uitvoerbaarheid? – een heldere vraag van de VVD-fractie.

En dan is er nog de kwestie rondom de voorgenomen Adequate pensioenregeling payrollarbeidskrachten (APP), dat door diverse (onafhankelijke) deskundigen gezien wordt als een onuitvoerbaar instrument. Ook dit moet volgens de VVD een reden voor uitstel zijn. Vandaar de vraag aan Koolmees: ‘Is de regering bereid de geplande ingangsdatum van de Wab per 2020 op een later tijdstip te stellen, dan wel onderdelen van de Wab, onder meer ter zake van payrolling, op een latere datum te laten ingaan?’

Ook hierop reageert Koolmees in zijn nadere memorie van antwoord (7 mei). De regering acht de payrollmaatregelen in de WAB zeker noodzakelijk, omdat op dit moment concurrentie op arbeidsvoorwaarden door payrolling mogelijk is en ook plaatsvindt, stelt Koolmees. Volgens is uit de internetconsultatie gebleken dat ‘het merendeel van de payrollbedrijven de ABU- of de NBBU-cao hanteert’. Dit leidt bij de minister tot de aanname dat ‘veel payrollbedrijven niet dezelfde arbeidsvoorwaarden aanbieden als die gelden bij opdrachtgevers’. Het is al met al een ingewikkelde discussie aan het worden, waar het laatste woord nog niet over gesproken is.

Uitstel?

Ook andere senaatfracties zitten nog met tal van vragen waarop ze antwoord willen. Het lijkt erop dat er nog wel enkele harde noten moeten worden gekraakt voordat de Eerste Kamer overstag gaat. Minister Koolmees hoopt dat de Eerste Kamer nog deze maand instemt met de WAB, maar een gelopen race is het zeker nog niet. Invoering van de WAB per 1 januari 2020 lijkt in ieder geval kort dag.

Welke maatregelen staan er in de WAB?

Het kabinet wil met de Wet Arbeidsmarkt en balans (WAB) de kloof tussen vaste contracten en flexcontracten verminderen. De volgende 7 voorgestelde maatregelen uit de WAB die ‘vast minder vast’ en ‘flex minder flex’ moeten maken zijn:

  1. ontslag wordt eenvoudiger; ontslag wordt ook mogelijk als er sprake is van een optelsom van omstandigheden, de zogenaamde cumulatiegrond. Nu moet de werkgever aan 1 van de 8 ontslaggronden volledig voldoen.
  2. vanaf de eerste dag recht op een transitievergoeding (ontslagvergoeding), ook tijdens de proeftijd. Nu krijgt een werknemer pas een transitievergoeding op het moment dat de arbeidsovereenkomst na twee jaar eindigt.
  3. verlenging ketenbepaling; de opeenvolging van tijdelijke contracten (de ketenbepaling) wordt verruimd. Volgens de huidige Wet Werk en Zekerheid is het nu mogelijk om aansluitend drie tijdelijke contracten in twee jaar aan te gaan. Dit wordt (weer) drie jaar.
  4. verlenging van de proeftijd voor vaste contracten van 2 naar 5 maanden.
  5. meer zekerheden voor oproepkrachten: er worden maatregelen genomen om verplichte permanente beschikbaarheid van oproepkrachten te voorkomen. Zo moet een werknemer minstens vier dagen van tevoren worden opgeroepen door de werkgever (kan bij cao worden verkort tot een dag). Ook houden oproepkrachten recht op loon als het werk wordt afgezegd.
  6. de hoogte van de WW-premie wordt niet langer afhankelijk van de sector, maar van de aard van het arbeidscontract. Voor werknemers met een vast contract betaalt de werkgever dan een lagere WW-premie dan voor arbeidskrachten met tijdelijke (bepaalde tijd) contracten.
  7. payrollkrachten moeten gelijkwaardige (secundaire) arbeidsvoorwaarden krijgen als de werknemers die in dienst zijn bij de opdrachtgever. Er moet een ‘adequate’ pensioenregeling voor payrollwerknemers komen.