"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Prinsjesdag 2018 en de flexibele arbeidsinzet, door de ogen van een fiscalist

Op 18 september heeft het kabinet verschillende belastingplannen en de miljoenennota gepubliceerd. In het kort staat Jasper Commandeur fiscalist bij Brainnet, stil bij een aantal voorgenomen wijzigen.

Inkomensheffingen op arbeid als zelfstandige of ondernemer

Het systeem voor de belastingheffing over het inkomen van werkenden wordt aangepast. Het kabinet kiest er voor om de belastingtarieven te verlagen, in combinatie met het verminderen van de grondslag waar de belasting over wordt geheven. Daarmee volgt het kabinet de trend om het belastingstelsel te hervormen naar een zogenaamde ‘vlaktaks’: belastingheffing waarmee inkomen voor de overheid voorop staat en zo min mogelijk andere doelen nagestreefd worden. In het kort zijn de volgende wetswijzigingen voorgesteld:

  • Met ingang van 2020 wordt de ondernemersaftrek (de zelfstandigenaftrek, S&O-aftrek, meewerkaftrek, startersaftrek en stakingsaftrek) en de MKB-winstvrijstelling beperkt. Wettelijk gebeurt dit door het belastingtarief te verhogen met een percentage van de aftrekpost. In feite wordt er dus geen aftrek tegen het hoogste belastingtarief meer gegeven.
  • Vanaf 2021 zijn er nog maar twee schijven voor het inkomstenbelastingtarief. Een basistarief van 37,05% voor het inkomen tot € 68.507 en een toptarief van 49,50%. In de tussenliggende jaren wordt het tarief stapsgewijs verlaagd.
  • Het tarief van de vennootschapsbelasting daalt in 2019 van 25% naar 24,3% en vervolgens naar 23,9% en 22,25% in 2020 en 2021. Het verlaagde tarief van de vennootschapsbelasting voor winsten tot € 200.000 is in 2019, 2020 en 2021 respectievelijk 19%, 17,5% en 16%.
  • De tariefverlaging van de vennootschapsbelasting wordt voor een belangrijk deel gefinancierd uit een verbreding van de grondslag waarover belasting wordt berekend. De renteaftrek en de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik wordt beperkt. Straks zijn geleden bedrijfsverliezen na zes jaar niet meer verrekenbaar.
  • Het tarief van box 2, voor houders van een aanmerkelijk belang, gaat in 2020 en 2021 omhoog van 25% naar respectievelijk 26,25% en 26,9%. Deze aanpassing is bedoeld om het verschil in belasting en premiedruk tussen een ondernemer met een eigen vennootschap (dga), een ondernemer zonder eigen vennootschap (‘IB-ondernemer’) en werknemers vergelijkbaar te houden. De tarieven voor de verschillende vormen van arbeid gaan er op lange termijn als volgt uit zien:Tabel met een vergelijking tussen het marginaal toptarief in verschillende situaties
  • Het zal inmiddels niemand ontgaan zijn dat de dividendbelasting op 1 januari 2020 wordt afgeschaft. In plaats daarvan komt er een bronheffing op dividenden, rente en royalty’s, als deze inkomsten worden betaald naar landen met een lage belasting hierop of in misbruiksituaties.

De 30%-regeling voor werknemers uit het buitenland

De maximale duur van de ‘30%-regeling’ wordt verkort van 8 naar 5 jaar. Deze wetswijziging gaat per 1 januari 2019 per direct in. Deze maatregel geldt dus ook voor werknemers die nu al gebruikmaken van de 30%-regeling. Voor schoolgelden is een uitzondering gemaakt op de directe werking van de wet.

De 30%-regeling geeft werkgevers de mogelijkheid om een deel, tot 30 procent, van het loon voor  werknemers uit het buitenland die tijdelijk in Nederland werken belastingvrij te betalen. Dit is een vergoeding voor de extra kosten die deze werknemers maken om in Nederland te kunnen werken, zoals reiskosten, huisvestingskosten en kosten van levensonderhoud. Daarnaast kan een onbelaste vergoeding voor bepaalde schoolgelden worden gegeven. De regeling is onder meer bedoeld om medewerkers uit het buitenland aan te trekken met een specifieke expertise die niet of nauwelijks in Nederland te vinden is.

Miljoenennota 2019

De regering wil schijnzelfstandigheid tegengaan. Zzp’ers die bewust kiezen voor het ondernemerschap wordt niets in de weg gelegd.

Dit is misschien voor de flexmarkt de meest in het oog springende passage in de troonrede. Wordt ondernemerschap een vrije keuze? In de miljoenennota wordt al snel duidelijk ook het woord ‘niets’ meerdere betekenissen kan hebben. Veelzeggend is de kanttekening in de miljoenennota dat een keuze voor ondernemerschap dan wel om de ‘juiste redenen’ moet worden gemaakt.

Maatregelen moeten er voor zorgen dat oneerlijke concurrentie tussen vaste werknemers, flexwerkers en zzp’ers wordt beperkt. Het kabinet schrijft dat een zelfstandige zich nu, bij een gelijk netto-inkomen, goedkoper kan aanbieden dan werknemers. Dat kan een zelfstandige dankzij fiscale voordelen, zoals de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling. Keuzes worden hierdoor veelal gemaakt op basis van kosten en risico’s. Bijvoorbeeld het bestaan van een loondoorbetaling bij ziekte, ontslagregels en cao-bepalingen. Het blijft niet de bedoeling dat mensen gaan werken als schijnzelfstandige en/of zich gedwongen voelen om als zzp’er tegen lage tarieven te werken. Deze opvattingen stonden al in eerdere beleidsdocumenten. We blijven wachten op concrete beleidskeuzes.

De maatregelen die het kabinet (opnieuw) aankondigt zijn:

  • De rechtspositie van payrollwerknemers wordt versterkt (Wet arbeidsmarkt in balans);
  • De ketenbepaling wordt aangepast;
  • In de toekomst is er eerder een voldoende reden voor ontslag en de opbouw van transitievergoeding wordt aangepast;
  • De WW-premie wordt straks vastgesteld naar contracttype, niet meer naar sector;
  • Maatregelen worden ook getroffen om duidelijkheid te geven over het bestaan van een dienstbetrekking. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt kan werknemerschap verplicht worden. Voor de bovenkant van de arbeidsmarkt, bij hoge tarieven, komt er meer zekerheid;
  • Het kabinet is met verzekeraars in gesprek om een beter verzekeringsaanbod te bevorderen, zodat zzp’ers zich kunnen verzekeren tegen bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid. De systematiek van pensioenopbouw wordt aangepast, zodat het voor zzp’ers aantrekkelijker wordt om pensioen op te bouwen;
  • De financiële voordelen van zelfstandigheid nemen geleidelijk af.

Beschouwing Brainnet

Op het punt van helderheid over de fiscale kwalificatie van een arbeidsverhouding heeft Prinsjesdag weinig nieuws gebracht. Veel van de aangekondigde maatregelen zijn niet nieuw. Een eerste (financiële) stap is gezet om te stimuleren dat de keuze voor een bepaalde contractvorm wordt gemaakt vanuit economische overwegingen en minder vanuit fiscale overwegingen. Brainnet wil niet meewerken aan uitbuiting van zelfstandigen. Wij staan daarom positief tegenover maatregelen die oneerlijke concurrentie tegengaan. Nu moet alleen nog duidelijk worden welke betekenis de zinsnede ‘oneerlijke concurrentie tussen vaste werknemers, flexwerkers en zzp’ers’ krijgt. Een vervolgvraag is dan ook hoeveel contractvrijheid het kabinet zelfstandigen wil gunnen.

In veel gevallen is ‘eerlijk’ eenvoudigweg de afspraak waar beide contractpartijen vrijwillig hun handtekening onder zetten. Als de handtekening wordt gezet onder een overeenkomst van opdracht, kunnen we ervan uitgaan dat de ondertekenaars een overeenkomst van opdracht willen. Geen arbeidsovereenkomst en werknemerschap. Misschien dat de (budgettaire) druk bij de overheid, om deze overeenkomst toch per se een arbeidsovereenkomst te laten zijn, wordt verminderd door een kleinere belastingkloof tussen zelfstandigen en werknemers. We zullen zien. Binnenkort zal blijken of zzp’ers echt vrij zullen zijn om eigen keuzes te maken. De koning kan zich wel vinden in die gedachte. Nu het kabinet nog.

Jasper Commandeur, Fiscalist Brainnet

Een goed ingericht inhuurproces kan naast tijd- en kwaliteitswinst ook forse kostenbesparingen opleveren. Bij strategische personeelsplanning hoort een professioneel ingerichte flexibele schil. Magnit (voorheen: Brainnet) adviseert organisaties bij het inrichten van hun flexibele schil. Wij ontzorgen organisaties volledig als het gaat om het zoeken en vinden van de juiste professionals, het opstellen en beheren van inhuurcontracten, de facturatie, realtime management informatie, leveranciersmanagement en het minimaliseren van inhuurrisico’s. Wij geloven in transparante samenwerkingsverbanden waarbij talent waarde toevoegt aan ondernemingen. Bekijk alle berichten van Magnit

3 reacties op dit bericht

  1. Dank voor het overzicht, Jasper. Wel een vraag, over de tarieven voor de verschillende vormen van arbeid op langere termijn.

    Het valt me op dat je daarvoor uit het Belastingplan figuur 6 overneemt. Daarin wordt de gemiddelde belasting- en premiedruk gepresenteerd als een constante, die voor alle werkenden naar beneden zou gaan en voor de werknemer in loondienst het meest.

    Maar als ik figuur 10 uit hetzelfde Belastingplan erbij pak, krijg ik de indruk dat de gegeven percentages voor de werknemer en de IB-ondernemer alleen opgaan bij bruto loonkosten cq brutowinst van rond de 75.000 euro en voor DGA’s rond de 200.000 euro. Op dat vergelijkingsmoment zie ik de DGA juist 2 punten meer gaan betalen.

    Ik lees figuur 10 zo dat door de cumulatie van maatregelen de werknemer er altijd op vooruitgaat, de IB-ondernemer tot 75.000 ook maar daarboven juist achteruit, de DGA tussen 30.000 en 75.000 ook vooruit maar daarna zeker tot 140.000 achteruit.

    Met andere woorden: tabel 6 is slechts een van de vele mogelijke resultaten van cherrypicken uit figuur 10.

    Hoe zie jij dat?

  2. Graag gedaan Pierre. Ja deze tabel is inderdaad slechts één van de vele mogelijke resultaten. Met jouw vraag raak je de kern van de tariefdiscussie.

    Tabel 6 uit de toelichting bij het Belastingplan is een indicatie van de situatie in 2023. In de tabel wordt het marginaal toptarief vergeleken. Een tabel met andere tarieven had ook gekund. Immers, als je voor werknemers het dan geldende hoogste tarief in box 1 van de inkomstenbelasting van 49,50% gebruikt, zou je dat voor IB-ondernemers -die ook in box 1- worden belast- ook kunnen doen. En het tarief voor dga’s is een combinatie van het tarief van de vennootschapsbelasting (22,25%) en het tarief van box 2 van de inkomstenbelasting (26,9%). Gecombineerd is dat 43,16% (100 – (100 x (100% – 22,25%) x (100% – 26,9%) )% ) . Je gaat er dan van uit dat de dga direct alle winst als dividend aan zichzelf uitkeert. Geen probleem overigens als je hier nog even over wilt bellen. Het is een interessant vraagstuk.

    Als de situaties echt goed wilt vergelijken, moet je rekening houden met alle variabelen die bij werknemers en ondernemers horen. Zie voor een meer uitgebreide analyse van de verschillen tussen werkenden het eindrapport IBO Zelfstandigen zonder personeel (met google heb je m direct).

    • Dank je wel voor je uitgebreide reactie. Voor nu ik weer genoeg. Het IBO-rapport is me bekend.